- Omzetting terugkeerrichtlijn maakt nieuw beleid inzake uitwijzing en vrijwillige terugkeer mogelijk
- Bijlage 13quinquies na negatieve beslissing CGVS
- Uitwijzing met vrijheidsberoving die geen rekening houdt met ernstige ziekte is onregelmatig
- Soepeler voorwaarden gezinshereniging ook voor subsidiair beschermden met tijdelijk verblijfsrecht
- Gewaarborgde gezinsbijslag voor subsidiair beschermden
- De nieuwe wet op gezinshereniging en het actueel belang om een beroep bij RvV in te dienen
- Asielzoekers niet meer verplicht tot inburgering na 4 maanden asielprocedure, maar wel nog rechthebbend
- Artikel 9ter: niet de functionaris, maar de DVZ-arts moet de toegankelijkheid van zorg beoordelen
- Medische elementen bij asiel moeten onderzocht voor uitwijzing (naar Dublinland), ook als er geen 9ter aanvraag werd ingediend
- Ook Unieburgers kunnen notaris worden in België
- Ook CGVS geeft geen subsidiaire bescherming meer voor willekeurig geweld in Centraal Irak
- Instructie vrijwillige opheffing code 207 verlengd tot 31 maart 2012
1. Omzetting terugkeerrichtlijn maakt nieuw beleid inzake uitwijzing en vrijwillige terugkeer mogelijk
Sinds 27 februari 2012 is de Belgische omzetting van de Europese terugkeerrichtlijn in werking getreden. De Wet van 19 januari 2012 voegt een nieuwe Titel IIIquater in de Vreemdelingenwet in: “Bepalingen van toepassing op de terugkeer van de onderdanen van derde landen die illegaal op het grondgebied verblijven”. Deze bevat de basisregels voor de terugkeerprocedure van vreemdelingen van buiten de EU. Bovendien werden enkele beperkte wijzigingen aangebracht aan de artikelen 7-8 Vw. In artikel 1 Vw werden een aantal bijkomende definities opgenomen.
Het bestaande systeem van M.B.’s tot terugwijzing en K.B.’s tot uitzetting blijft analoog bestaan. De praktijk rond de bevelen om het grondgebied te verlaten wordt meer gestroomlijnd.
Algemene regel: termijn voor vrijwillige terugkeer van 30 dagen
- Kortere termijn:
- Van 7 tot 30 dagen: als de vreemdeling nooit gemachtigd werd tot een verblijf van meer dan 3 maanden
- Van 0 tot 7 dagen: als een risico op onderduiken bestaat – als een opgelegde preventieve maatregel niet wordt gerespecteerd – bij gevaar voor de openbare orde of veiligheid – als de vreemdeling meer dan 2 asielaanvragen indiende, zonder nieuwe elementen
- Verlenging van de termijn:
- Indien nodig om de vrijwillige terugkeer (in voorbereiding) te realiseren, rekening houdende met de persoonlijke situatie van de vreemdeling (zoals de duur van het verblijf, schoolgaande kinderen, familiale en andere sociale banden, de organisatie van het vrijwillig vertrek).
- Procedure: gemotiveerd verzoek bij de DVZ. DVZ deelt de verlenging schriftelijk mee.
- Bescherming tegen repatriëring: zolang de termijn voor vrijwillig vertrek loopt, is de derdelander beschermd tegen gedwongen verwijdering.
>>Opmerking Kruispunt M-I: Het effect van een schorsend beroep op de termijn voor vrijwillig vertrek is nog onduidelijk. Zie ook het tweede bericht in deze nieuwsbrief.
Inreisverbod
Een inreisverbod wordt niet automatisch verbonden aan elke beslissing tot uitwijzing, maar kan door de Minister opgelegd worden:
- Voor 3 jaar:
- Wanneer de uitwijzing geen termijn voor vrijwillig vertrek voorziet
- Wanneer geen gevolg werd gegeven aan een eerdere uitwijzing >>Opmerking Kruispunt M-I: De toepassing hiervan bij uitwijzing na een schorsend beroep of na diverse (parallel lopende) procedures is nog onduidelijk.
- Voor 5 jaar: Wanneer fraude werd gepleegd met het oog op het verkrijgen van een verblijfsrecht.
- Opheffing of opschorting van het inreisverbod:
- Om humanitaire redenen
- Na 2/3de van de totale looptijd: om studieredenen of professionele redenen
- Procedure: De aanvraag gebeurt bij de bevoegde consulaire of diplomatieke post. De wet schrijft een maximale behandelingstermijn van 4 maanden voor, maar bij gebrek aan antwoord wordt de beslissing geacht negatief te zijn.
Uitwijzing van gedetineerde vreemdelingen in onwettig verblijf
- Mogelijkheid voor DVZ om vasthouding in de gevangenis te verlengen met maximum 7 dagen met het oog op onmiddellijke repatriëring of overbrenging naar een detentiecentrum (weliswaar afgezonderd van de gemeenrechtelijke gevangenen).
- Mogelijkheid om een vreemdeling tot 2 maanden voor het einde van het uitvoerbaar deel van de gevangenisstraf uit te wijzen.
Detentie
De wijzigingen aan de regeling met betrekking tot detentie zijn beperkt. De maximumtermijn van 8 maanden wordt behouden. De toepassing van detentie als laatste redmiddel wordt expliciet vermeld. Voorrang moet worden verleend aan andere passende veiligheidsmaatregelen, die minder ingrijpend zijn. Het risico op onderduiken of het negeren van een eerdere uitwijzing kunnen echter aanleiding geven tot detentie.
>>Opmerking Kruispunt M-I: De term “risico op onderduiken” wordt in de wetgeving ruim gedefinieerd. Onduidelijkheid over de interpretatie brengt de subsidiaire toepassing van detentie in het gedrang en kan contraproductief werken: onzekerheid bij de betrokken vreemdeling kan net aanzetten tot onderduiken.
In combinatie met het SeFoR-project, draagt de wetgeving bij tot een duidelijk kader voor de terugkeer. Op die manier kan betere opvolging gebeuren. Voorkeur gaat uit naar vrijwillige terugkeer, maar zo nodig kan overgegaan worden tot repatriëring. Een belangrijke uitdaging is om de principiële voorrang van vrijwillige terugkeer te verdedigen in de praktijk.
Bron: Wet van 19 januari 2012 tot wijziging van de Vreemdelingenwet
Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw
2. Bijlage 13quinquies na negatieve beslissing CGVS
DVZ levert voortaan na een negatieve beslissing van het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen een uitwijzingsbevel "bijlage 13quinquies" af met een termijn van 30 dagen. De betekening gebeurt door de gemeente die dan ook het attest van immatriculatie (oranje kaart) zal intrekken. In geval een schorsend asielberoep ingediend wordt tegen de beslissing van het CGVS krijgt de asielzoeker een bijlage 35 die maandelijks zal worden verlengd gedurende het asielberoep. Volgens de DVZ loopt de termijn van 30 dagen verder gedurende het verloop van het asielberoep maar zal het uitwijzingsbevel niet uitgevoerd worden tot na een negatief arrest van de RvV. De termijn van 30 dagen is volgens DVZ dus afgelopen op het moment van beslissing van de RvV.
Bron: mondelinge mededeling DVZ op contactvergadering BCHV van 13 maart 2012
Praktijkverandering
De hierboven beschreven praktijk volgt de bestaande regelgeving sinds 2006. Maar deze praktijk werd al lang niet meer toegepast omwille van praktische problemen en overlast zowel voor gemeenten (meer werklast met de vervanging van oranje kaarten door bijlagen 35 en de maandelijkse verlenging ervan) als voor asielzoekers (soms periode zonder enige verblijfstitel tussen de intrekking van de oranje kaart en de aflevering van de bijlage 35) als voor DVZ zelf (meer werklast door uitwijzingsbevel en instructies aan de gemeenten). Tot februari 2012 betekende DVZ in principe geen uitwijzingsbevel voor het negatief arrest van de RvV en asielzoekers konden hun oranje kaart intussen door de gemeente laten verlengen.
DVZ heeft nu de instructie gekregen om de ingewikkeldere praktijk opnieuw toe te passen in het kader van het nieuwe terugkeerbeleid (omzetting van de terugkeerrichtlijn en terugkeertraject voor uitgeprocedeerde asielzoekers). Het is niet duidelijk of het terugkeertraject al kan of moet beginnen gedurende de “koelkastperiode” tijdens het schorsend beroep.
Belang om een tijdig beroep tegen het uitwijzingsbevel in te dienen
Men mag een schorsing- en annulatieberoep tegen het uitwijzingsbevel indienen bij de RvV. De beroepstermijn is 30 dagen na de betekening van het bevel om het grondgebied te verlaten (BGV). LET OP: Men mag dus niet wachten tot een eventuele negatieve beslissing van de RvV om beroep aan te tekenen tegen het BGV. Afhankelijk van de situatie, kan het heel belangrijk zijn om een beroep tijdig in te dienen. Het is al voorgevallen dat DVZ toch een “nieuw” BGV betekent op een later ogenblik zonder nieuw onderzoek. In zo’n geval is de kans groot dat de RvV het beroep tegen dat “nieuw” bevel onontvankelijk verklaart indien het eerste BGV nooit aangevochten werd.
Gevolgen voor de opvang
In tegenstelling tot wat Fedasil eerder verklaarde op de contactvergadering is het onduidelijk of personen die een beroep indienen bij de Raad van State nog verder recht hebben op opvang. Fedasil is nu bezig met het opstellen van nieuwe instructies i.v.m. het einde van de opvang dat hierin klaarheid zal scheppen (voorziene verspreiding: april 2012).
Opmerkingen Vluchtelingenwerk Vlaanderen:
Volgens de DVZ loopt de termijn van het BGV volledig verder gedurende het beroep, dus op het moment van het negatief arrest van de RvV kan de asielzoeker gerepatrieerd worden. De termijn zou dus door het beroep niet geschorst worden.
Enkele kanttekeningen:
- Tegen de asielweigering door CGVS staat een schorsend beroep open waarbij de de RvV zich opnieuw inhoudelijk buigt over de asielaanvraag. De uitvoeringsbeslissing mag dan niet uitgevoerd worden gezien dat in strijd zou zijn met non-refoulement beginsel en artikel 3 EVRM. Ons inziens schorst het beroep het BGV in z’n geheel, inclusief de termijn. Men kan niet verwachten van een persoon die zich vluchteling verklaart, rekening houdend met het declaratoir karakter van het vluchtelingenschap, gedurende het beroep bij RvV vrijwillig terugkeert gezien de uitspraak nog moet volgen. De uigeprocedeerde asielzoeker zou na het negatief arrest van de RvV de tijd moeten krijgen om dan eerst vrijwillig te vertrekken.
- Het nieuwe artikel 1 Vw stelt vast dat 'illegaal verblijf' de aanwezigheid is op het grondgebied van een vreemdeling die niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden van toegang tot of het verblijf op het grondgebied. Een asielzoeker met een asielberoep bij RvV beantwoordt hier niet aan want hij heeft een bijlage 35 dat hem machtigt te verblijven in het Rijk tot de beslissing van de RvV. De ‘beslissing tot verwijdering’ is de beslissing die de illegaliteit van het verblijf van een vreemdeling vaststelt en een terugkeerverplichting oplegt. Een asielzoeker is pas illegaal op het grondgebied indien hij niet meer beschikt over een bijlage 35. Dus pas dan kan een beslissing tot verwijdering genomen worden.
- De omzendbrief van DVZ van 21/07/2006 bepaalt dat in geval van intrekking van het attest van immatriculatie en aflevering van een BGV en afgifte van de bijlage 35, na een negatief arrest van RvV een nieuwe termijn toegestaan wordt op het voordien afgeleverde bevel.
- Princiepsrechtspraak van de Raad van State (zie onder meer arrest nr 206.948) en daarna aangepaste rechtspraak van de RvV (zie arresten nr 66.328 tot 66.332) stellen dat een asielzoeker een belang heeft bij het indienen van een annulatieberoep tegen de bijlage 13quinquies bij de RvV. Maar nog belangrijker: dat de minister of zijn gemachtigde niet verplicht is tot het afleveren van een BGV in het geval van een negatieve asielbeslissing van het CGVS. (Artikel 7 Vw stelt namelijk dat de minister KAN overgaan tot aflevering van een BGV, dat is dus geen gebonden bevoegdheid). Het betreft namelijk een discretionaire bevoegdheid. Men kan zulk een bevel volgens de RvSt niet afleveren indien het in strijd zou zijn met enkele verdragsrechterlijke bepalingen zoals artikel 3 EVRM. Gezien een volle rechtsmacht beroep mogelijk is na het CGVS waarbij de grond opnieuw wordt onderzocht kan een BGV na CGVS steeds een risico inhouden op terugkeer naar herkomstland waar men een gevaar loopt.
- Een annulatieberoep bij de RvV over het BGV zou hierover uitsluitsel kunnen brengen.
Bericht van Caritas International België, aangevuld door Vluchtelingenwerk Vlaanderen
3. Uitwijzing met vrijheidsberoving die geen rekening houdt met ernstige ziekte is onregelmatig
In een recent arrest besliste het Hof van Beroep van Brussel (Kamer van Inbeschuldigingstelling) dat de overheid bij het geven van een bevel om het grondgebied te verlaten met een beslissing tot vrijheidsberoving rekening moet houden met de gezondheidstoestand van de vreemdeling.
Een ernstig zieke Congolees die vruchteloos een asielaanvraag indiende en later zonder succes een machtiging tot verblijf vroeg, kreeg een bevel om het grondgebied te verlaten en werd vastgehouden in het gesloten centrum van Merksplas. De overheid was op de hoogte van zijn zorgwekkende gezondheidstoestand.
Artikel 5 van Terugkeerrichtlijn 2008/115/EG verplicht staten om bij een uitwijzingsbeslissing onder andere rekening te houden met de gezondheidstoestand van de betrokkene. Dit artikel heeft rechtstreekse werking en werd onlangs ook omgezet in het Belgische recht, via artikel 74/13 Vreemdelingenwet.
Het Hof besliste tot vrijlating omdat geen rekening werd gehouden met de ernstige ziekte en er geen enkele informatie werd verschaft in verband met de voortzetting van de onontbeerlijke, regelmatige opvolging en behandeling van de ziekte in het gesloten centrum. Volgens het Hof was er ook geen redelijke verhouding tussen de vrijheidsberoving en het beoogde doel.
Bronnen:
- Terugkeerrichtlijn 2008/115/EG
- Wet van 19 januari 2012 tot wijziging van de Vreemdelingenwet
- KI Brussel 9 maart 2012
Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw
4. Soepeler voorwaarden gezinshereniging ook voor subsidiair beschermden met tijdelijk verblijfsrecht
De Franstalige kamers van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) bevestigen in recente arresten dat de vrijstelling van de voorwaarden van behoorlijke huisvesting en toereikende, stabiele en regelmatige bestaansmiddelen ook geldt voor subsidiair beschermden met een tijdelijk verblijfsrecht.
Bij toekenning van de subsidiaire beschermingsstatus krijgt de subsidiair beschermde een tijdelijk verblijfsrecht (A-kaart). Pas na vijf jaar zal dit worden omgezet in een onbeperkt verblijfsrecht (B-kaart).
In het arrest van 20 januari 2012 lijkt de RvV deze kwestie slechts terloops aan te raken maar in het arrest van 28 februari 2012 bevestigt de RvV het volgende:
- Het persoonlijk toepassingsgebied van artikel 10 Vw is gericht op familie van vreemdelingen met een onbeperkt verblijfsrecht.
- Toch geldt de vrijstelling van de voorwaarden van huisvesting en bestaansmiddelen ook voor de subsidiair beschermden met een tijdelijk verblijfsrecht als de voorwaarden van artikel 10, § 2, vijfde lid Vw voldaan zijn:
- De aanvraag werd binnen het jaar na toekenning van de subsidiaire bescherming gedaan.
- De familiale band bestond voor de subsidiair beschermde in België aankwam.
Meer info:
- Lees hier de volledige uitspraken: RvV 20 januari 2012, nr. 73.660 en RvV 28 februari 2012, nr. 76.023
- Meer info over gezinshereniging
Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw
5. Gewaarborgde gezinsbijslag voor subsidiair beschermden
Subsidiair beschermden hebben, net als vluchtelingen, recht op gewaarborgde gezinsbijslag ook zonder 5 jaar voorafgaand verblijf in België. Dat volgt uit het arrest van het Grondwettelijk Hof van 8 maart 2012.
Artikel 1 Wet Gewaarborgde Gezinsbijslag voorziet een voorwaarde van vijf jaar ‘werkelijk en ononderbroken’ verblijf voorafgaand aan de aanvraag van de bijslag. Door erkende vluchtelingen van deze voorwaarde vrij te stellen en subsidiair beschermden niet, schendt dit artikel het discriminatieverbod van de Grondwet.
Art. 20 Richtlijn 2004/83/EG stelt dat de bepalingen die de kenmerken van de internationale bescherming omschrijven zowel voor erkende vluchtelingen als voor subsidiair beschermden gelden.
Uit art. 28 Richtlijn 2004/83/EG volgt:
- Staten mogen sociale bijstand aan subsidiair beschermden beperken tot de meest fundamentele prestaties.
- Staten moet hierbij rekening houden met de specifieke situatie van kwetsbare personen zoals minderjarigen. Bij de omzetting in nationaal recht is hun belang primair.
Gewaarborgde gezinsbijslag is zo'n fundamentele prestatie die de Richtlijn wil waarborgen aan subsidiair beschermden, want:
- Het gaat om een residuair stelsel dat toegekend wordt na onderzoek van bestaansmiddelen.
- Het doel van de bijslag is een grotere gelijkheid tussen kinderen waarborgen.
De sociale bijstand aan subsidiair beschermden mag dus beperkt worden tot de meest fundamentele prestaties. Maar, die beperking mag niet zo ver gaan dat geen enkele hulpverlening aan ouders wordt voorzien wanneer de nationale wetgeving zo’n hulpverlening voorziet.
Meer info:
- Lees hier de volledig uitspraak: GwH 8 maart 2012, nr. 42/2012
- Meer info over gezinsbijslag
Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw
6. De nieuwe wet op gezinshereniging en het actueel belang om een beroep bij RvV in te dienen
Op 13 maart 2012 besliste de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen in algemene vergadering dat vreemdelingen die in België gezinshereniging vroegen vóór de inwerkingtreding van de nieuwe wet en die afgewezen werden na de inwerkingtreding op 22 september 2011 (omdat zij door de verstrenging geen recht meer hebben), toch nog een actueel belang kunnen hebben bij een beroep tegen de uitwijzing die gepaard gaat met de afwijzing van gezinshereniging. De RvV komt tot deze rechtspraak in verschillende arresten.
Bericht van de RvV op zijn website:
In de arresten 77.134 en 77.135 van 13 maart 2012 oordeelde de algemene vergadering van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen dat de nieuwe wet van 8 juli 2011 op de gezinshereniging een impact heeft op het belang van de verzoekende partij. Deze wet trad in werking op 22 september 2011. De verzoekende partijen hadden, onder de oude wet, een aanvraag voor een verblijfskaart van familielid van een burger van de Europese Unie ingediend als bloedverwant in opgaande lijn van een Belg.
- Aangezien op het ogenblik van de uitspraak echter de nieuwe artikelen 40bis en 40ter van de Vreemdelingenwet van toepassing waren, oordeelde de RvV dat de verzoekende partijen, op basis van deze nieuwe bepalingen, geen recht hebben op een verblijfskaart en bijgevolg in beginsel geen actueel belang meer hebben bij hun beroep.
- De bestreden beslissingen omvatten echter ook een bevel om het grondgebied te verlaten, hetgeen, uit zijn aard alleen al, een nadeel veroorzaakt voor de verzoekende partijen. De vernietiging verschaft hen bijgevolg een tastbaar voordeel. De bestreden beslissingen waren in rechte één en ondeelbaar, zodat het bevel om het grondgebied te verlaten er in rechte niet kan worden afgesplitst. Hieruit concludeert de RvV dat de verzoekende partijen in beginsel het actuele karakter van hun belang niet verliezen door de inwerkingtreding van de voormelde nieuwe wetsbepalingen.
In de arresten 77.128 en 77.130 van 13 maart 2012 oordeelde de algemene vergadering van de RvV dat een beslissing die bestaat uit twee componenten - enerzijds “een beslissing tot beëindiging van het verblijfrecht” en anderzijds een “bevel om het grondgebied te verlaten” - een beslissing is die één en ondeelbaar is.
- Bijgevolg moet elke grief met betrekking tot een beslissing tot beëindiging van een recht op verblijf met bevel om het grondgebied te verlaten getoetst worden aan het geheel van de bestreden beslissing, los van het feit dat de grief in casu slechts betrekking heeft op één bepaalde component van de bestreden beslissing, met name het bevel om het grondgebied te verlaten.
Bericht van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
7. Asielzoekers niet meer verplicht tot inburgering na 4 maanden asielprocedure, maar wel nog rechthebbend
Vanaf 16 maart 2012 worden asielzoekers in Vlaanderen vanaf 4 maanden asielprocedure niet meer verplicht om een cursus maatschappelijke oriëntatie te volgen (tenzij ze zich voor die datum aangemeld hebben bij een onthaalbureau voor inburgering). Zij hebben nog een recht op inburgering in Vlaanderen en Brussel, maar zijn geen prioritaire doelgroep meer. Dat volgt uit een wijziging van het Inburgeringsdecreet.
Het decreet van 17 februari 2012 tot wijziging van het Inburgeringsdecreet schaft de verplichte en prioritaire inburgering van asielzoekers af. Asielzoekers behouden wel hun recht op inburgering in Vlaanderen en Brussel vanaf 4 maanden asielprocedure.
Het decreet bevat wel een overgangsbepaling:
- Asielzoekers die in Vlaanderen wonen na 4 maanden asielprocedure en die zich hebben aangemeld bij een onthaalbureau voor 16 maart 2012 (inwerkingtreding van de wijziging) blijven verplicht tot maatschappelijke oriëntatie. Deze verplichting kan nog steeds gesanctioneerd worden met een administratieve geldboete als de asielzoeker geen inburgeringscontract ondertekent of de cursus maatschappelijke oriëntatie niet regelmatig volgt. Als een asielzoeker zich (daarna) een tweede of volgende keer aanmeldt (voor zover hij dan nog asielzoeker is) wordt hij in de praktijk niet meer verplicht tot inburgering. Volgens een administratieve richtlijn van het Agentschap Inburgering op 25/11/2010 moeten de onthaalbureaus dan een contract als rechthebbende inburgeraar aanbieden.
- Asielzoekers die zich niet hebben aangemeld voor 16 maart 2012, ontsnappen voortaan aan de verplichting (ook als ze zich eigenlijk moesten aanmelden).
Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw
8. Artikel 9ter: niet de functionaris, maar de DVZ-arts moet de toegankelijkheid van zorg beoordelen
De DVZ-arts moet beoordelen of de vereiste behandeling toegankelijk is in het herkomstland of elders, niet de DVZ-functionaris. Tot op heden gebeurde deze beoordeling bij de 9ter aanvragen soms door de DVZ-functionarissen, maar de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen verwijst naar de Verblijfswet die stelt dat de DVZ-arts deze toegankelijkheid beoordeelt en hierover adviseert.
De DVZ-arts moet beoordelen of wie medische regularisatie vraagt een ernstig risico loopt omwille van zijn ziekte conform art. 9ter Vw. Hij geeft hierover een advies en beoordeelt hiervoor ook de ziekte, haar graad van ernst, de noodzakelijk geachte behandeling (zoals vermeld in het medisch getuigschrift) én de toegankelijkheid tot behandeling in zijn herkomstland of elders waar hij wettig kan verblijven (bv. Dublinland).
Deze DVZ-arts kan hiervoor een bijkomend advies inwinnen van deskundigen, maar niet-artsen mogen geen beoordeling geven over de toegankelijkheid, dat zegt de RvV in het arrest nr. 75.052 van 14 februari 2012.
Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw
9. Medische elementen bij asiel moeten onderzocht voor uitwijzing (naar Dublinland), ook als er geen 9ter aanvraag werd ingediend
Het volstaat niet om een asielzoeker te verwijzen naar de mogelijkheid om een 9ter procedure in te dienen en naar het verantwoordelijke Dublinland te sturen zonder het risico van deze verwijdering van een zieke persoon te bestuderen. De DVZ moet steeds rekening houden met de individuele situatie van de betrokkene én ook deze medische elementen opnemen in de weigeringsbeslissing inzake asiel, alvorens DVZ beslist tot uitwijzing; dat stelde de RvV in het arrest nr. 74.396.
In casu had de betrokkene in de vragenlijst aangegeven dat hij osteoporose had en kanker in remissie. De betrokkene - die ook in Polen asiel had aangevraagd (Dublinland) - antwoordde in deze lijst ook dat de medische zorg niet te betrouwen is in Polen en dat er geen kwalitatieve infrastructuur en bekwaam personeel aanwezig is. Hij had geen 9ter aanvraag ingediend, maar dit belet niet dat de DVZ de aangehaalde medische elementen moet motiveren bij de uitwijzing naar het verantwoordelijke Dublinland.
Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw
10. Ook Unieburgers kunnen notaris worden in België
Om tot kandidaat-notaris benoemd te kunnen worden, geldt er een nationaliteitsvereiste. Sinds 20 februari 2012 komen niet alleen Belgen in aanmerking, maar ook onderdanen van een EU-lidstaat.
Voordien konden alleen Belgen tot kandidaat-notaris benoemd worden. Het Europees Hof van justitie (arrest van 24/5/2011) oordeelde dat ons land met die nationaliteitsvereiste het principe van vrijheid van vestiging voor notarissen schond. Met de wet van 14 november 2011 werd die nationaliteitsvereiste verruimd tot Unieburgers.
Bron: Wet van 14 november 2011 tot wijziging van de wet op het notarisambt (BS 10/2/2012)
Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw
11. Ook CGVS geeft geen subsidiaire bescherming meer voor willekeurig geweld in Centraal Irak
Na een arrest van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen van 5 januari 2012 besliste ook de Commissaris-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen om geen subsidiaire bescherming wegens willekeurig geweld in een gewapend conflict meer toe te kennen aan asielzoekers uit Centraal Irak.
Het RvV arrest nr. 72787 van 5 januari 2012 werd reeds besproken in nieuwsbrief nr. 1-2012. In navolging daarvan oordeelt ook het CGVS dat er in Centraal Irak geen sprake is van een uitzonderlijke situatie waarin de mate van willekeurig geweld in het aan de gang zijnde conflict dermate hoog is dat er zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat een burger louter vanwege zijn aanwezigheid een reëel risico op ernstige schade loopt.
Asielzoekers afkomstig uit Centraal Irak komen dan ook niet langer automatisch in aanmerking voor subsidiaire bescherming. Zij kunnen enkel nog in aanmerking komen voor het vluchtelingenstatuut of subsidiaire bescherming op basis van puur individuele redenen.
Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen
12. Instructie vrijwillige opheffing code 207 verlengd tot 31 maart 2012
Op 24 februari 2012 heeft Fedasil de instructie van 20 oktober 2011 verlengd, betreffende de opheffing op vrijwillige basis van de verplichte plaats van inschrijving voor bewoners met een lopende asielprocedure van minstens zes maanden en die minstens zes maanden ononderbroken in de opvangstructuur verblijven. Het is nog onduidelijk of dit de laatste verlenging is.
De instructie wordt verlengd tot en met 31 maart 2012.
De voorwaarden zijn:
- in een opvangstructuur verblijven (ook de individuele LOI vallen onder de maatregel, maar niet de transit- of noodopvang);
- meer dan zes maanden in asielprocedure zijn;
- op het moment van de aanvraag tot opheffing in behandeling bij CGVS of in beroep bij RvV tegen een beslissing van CGVS zijn;
- minstens zes maanden ononderbroken in een opvangstructuur verblijven (inclusief de periode in transit- of noodopvang);
- een ondertekend huurcontract kunnen voorleggen.
Minderjarige asielzoekers jonger dan 17 worden uitgesloten. Minderjarige asielzoekers ouder dan 17 moeten de toestemming van hun voogd hebben.
Ook voor familieleden van de betrokkene kan de opheffing overwogen worden, ook al voldoen zij zelf niet aan alle voorwaarden voor de vrijwillige opheffing. De enige voorwaarde waar zij dan wel aan moeten voldoen is dat ze nog in asielprocedure moeten zitten.
De asielzoeker die een opheffing krijgt, moet de opvangstructuur binnen de 2 maanden vanaf de betekening van de opheffing verlaten. Springt zijn huurovereenkomst af tijdens die 2 maanden, dan kan de intrekking ervan nog gevraagd worden. Eens de asielzoeker de opvangstructuur verlaten heeft, kan de opheffing niet meer ongedaan gemaakt worden.
Het OCMW van de plaats van inschrijving voor het hoofdverblijf in het wachtregister is bevoegd voor de toekenning van maatschappelijke dienstverlening. In de praktijk dus het OCMW van de plaats waar de opvangstructuur ligt. Voor de huurwaarborg is het OCMW van de plaats waar de woning ligt bevoegd indien de hulpvraag voor het vertrek uit de opvangstructuur wordt gesteld. Nadien is ook voor de huurwaarborg het OCMW van de plaats van inschrijving in het wachtregister bevoegd.
In de huidige instructie waarschuwt Fedasil expliciet dat de aanvraag tot opheffing van code 207 goed doorgesproken moet worden met de bewoner van de opvangstructuur, en dat er vooral in de grote steden het risico bestaat dat het OCMW de betrokkenen niet wil overnemen, ondanks het feit dat de overheid deze kosten terugbetaalt aan de OCMW’s.