1. Tijdelijke uitsluiting van recht op OCMW-steun geldt ook weer voor familieleden van Belgen

In een recent nieuwsbriefbericht verduidelijkt de POD Maatschappelijke Integratie de toepassing van artikel 57quinquies van de organieke OCMW-wet voor wat betreft de gezinshereniging met een Belg.  

Vanaf 6 mei 2013 worden familieleden van Belgen door de POD opnieuw gelijkgesteld aan familieleden van Unieburgers. Dit betekent:

  • ze kunnen tijdens de eerste drie maanden na hun bijlage 19 of 19ter uitgesloten worden van het recht op maatschappelijke dienstverlening van het OCMW (OCMW-wet van 8 juli 1976)
  • ze kunnen aanspraak maken op leefloon vanaf de E of F kaart (RMI-wet van 26 mei 2002). 

Voorheen konden familieleden van Belgen aanspraak maken op maatschappelijke dienstverlening vanaf de bijlage 19, of vanaf de bijlage 19ter met attest van immatriculatie (zonder uitsluiting in de tijd), en kwamen ze pas in aanmerking voor leefloon vanaf hun inschrijving in het bevolkingsregister (E+ of F+ kaart).

Deze verandering van de administratieve praktijk is gebaseerd op een nieuwe interpretatie van de (niet-gewijzigde) wetgeving.

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

2. Opnieuw opvang voor onwettig verblijvende gezinnen met minderjarige kinderen

Fedasil vangt opnieuw onwettig verblijvende gezinnen met minderjarige kinderen op. Dit gebeurt nu, na aanpassing van het samenwerkingsprotocol tussen Fedasil en de DVZ op 1 april 2013, in het open terugkeercentrum in Holsbeek. Daar krijgen de gezinnen een maand de tijd om aan hun terugkeertraject te werken. De details van het nieuwe protocol zijn nog niet bekend. Er zijn wel vragen bij de wettelijkheid ervan.

 

Oude regeling

Tot voor kort werden behoeftige onwettig verblijvende gezinnen met minderjarige kinderen door Fedasil niet toegewezen aan een opvangstructuur. Deze gezinnen moesten hun recht op opvang afdwingen via de arbeidsrechter. Na een veroordeling werden ze dan (zoals voorzien in de OCMW-wet, Opvangwet en het KB van 24/6/2004) door Fedasil opgevangen in een federale opvangstructuur en hadden ze drie maanden de tijd om te werken aan een terugkeertraject.

 

Overgangsregeling

De gezinnen die al werden opgevangen vóór de inwerkingtreding van het aangepaste protocol op 1 april 2013 vallen nog steeds onder de regeling zoals voorzien in de Opvangwet en het KB van 24/6/2004.

 

Nieuwe regeling

De gezinnen die na 1 april 2013 worden opgevangen, vallen onder de regeling van het aangepaste protocol. De precieze modaliteiten van het aangepaste protocol zijn nog onduidelijk. De volgende gegevens werden wel al meegedeeld:

  • Het centrum van Holsbeek waar de gezinnen nu zouden worden opgevangen, wordt beheerd door de Dienst Vreemdelingenzaken, en niet door Fedasil.
  • Dit centrum is een open terugkeercentrum. Het is niet duidelijk of een begeleidingstraject hier ook naar regularisatie kan werken, of dat het eenzijdig op terugkeer gericht is.
  • Er is sprake van een maand tijd om aan een terugkeertraject te werken.

Kritische opmerking Kruispunt M-I

De wettigheid van het aangepaste protocol kan in vraag gesteld worden. Er kunnen geen wijzigingen worden aangebracht aan de rechten opgenomen in de OCMW- en Opvangwet en het KB van 24/6/2004 door middel van een lagere rechtsnorm zoals een protocol. Deze wetgeving is niet gewijzigd; bovendien is het protocol niet verbindend omdat het niet gepubliceerd is (artikel 190 Grondwet).

  • De wetgeving voorziet een recht op opvang in een opvangcentrum dat wordt beheerd door Fedasil,
  • en een termijn van drie maanden voor het opstarten van een begeleidingstraject.
  • Dit traject betreft ofwel een regularisatie, ofwel een vrijwillige terugkeer.

Bronnen:

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

3. RvV verwerpt standaardmotivering van DVZ in 9bis weigering dat ingeroepen elementen “kunnen maar niet moeten leiden tot regularisatie en dus kunnen ze niet voldoende zijn”

In een recent arrest vernietigt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen een vaak gebruikte standaardmotivering van Dienst Vreemdelingenzaken bij weigering van een aanvraag tot regularisatie via artikel 9bis van de Verblijfswet. Het gaat om de motivering dat een goede integratie in de Belgische samenleving en een lang verblijf elementen zijn die "kunnen maar niet moeten" leiden tot een regularisatie en dat zij "dus geen voldoende motief kunnen zijn" voor regularisatie.

De RvV vindt dit een schending van de motiveringsplicht van DVZ omdat deze motivering niet toelaat te begrijpen waarom in dit concrete geval de ingeroepen elementen niet volstaan voor een regularisatie. Volgens de RvV lijkt de motivering van DVZ slechts een principieel standpunt te zijn dat afgeleid is uit een arrest van de Raad van State (nr. 215.571), en niet van een appreciatie van de situatie die door de aanvrager werd ingeroepen.  

Bron: RvV 20 maart 2013, nr. 99.287

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

4. Inreisverbod moet afgewogen worden tegenover gezinsleven; ernstig middel tegen bestanddeel bijlage 13septies schorst alle bestanddelen

Bij het bepalen van de duur van een inreisverbod moet de DVZ een evenredigheidstoets doen en desgevallend rekening houden met het gezinsleven van de betrokkenen. Als dat niet blijkt uit de motivering, kan de RvV de hele bijlage 13septies schorsen waarin ondermeer een inreisverbod werd opgelegd.

 

Feiten

In Charleroi trouwt een Chinese man met een Belgische vrouw. Daarna vraagt hij gezinshereniging aan. De DVZ weigert deze aanvraag wegens geen bewijs van ziekteverzekering. Tegen deze weigering werd geen beroep ingesteld. Later levert de DVZ bijlage 13septies af. Deze beslissing bestaat uit verschillende bestanddelen:

  • een bevel om het grondgebied te verlaten (BGV)
  • een beslissing tot detentie
  • een beslissing tot terugleiding naar de grens
  • een inreisverbod van drie jaar 

RvV

Tegen deze beslissing stelt de advocaat van de Chinese man een vordering tot schorsing in bij uiterst dringende noodzakelijkheid. De RvV stelt in zijn arrest dat de bijlage 13septies één en ondeelbaar is. Als een middel tegen één van de componenten ernstig lijkt, is het de volledige beslissing die zal moeten geschorst worden.

De DVZ legde hier een inreisverbod van drie jaar op. De DVZ legt echter niet uit waarom een gezinsleven niet verhindert dat er een BGV met inreisverbod van drie jaar wordt opgelegd. Uit de motivering van de beslissing blijkt dat de DVZ wel een afweging maakte tussen het BGV en het gezinsleven. Maar, hij maakte die afweging niet over het inreisverbod van 3 jaar en het gezinsleven. Dit blijkt toch niet uit de motivering van de beslissing. Zulk langdurig verbod vereist toch bijzondere aandacht. Het lijkt erop dat de DVZ geen juiste motivering deed met betrekking tot het recht op gezinsleven (art. 8 EVRM). Daarop schorst de RvV de volledige bijlage 13septies.

 

Bron

>> RvV 15 januari 2013, nr. 95.142

>> bijlage 13septies

>> Lees meer over inreisverbod

 

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

5. EHRM: Dublin-overdracht aan Italië niet in strijd met artikel 3 EVRM

In de zaak Hussein v. Nederland van 2 april 2013 overweegt het EHRM dat de algemene situatie en de leefomstandigheden van asielzoekers en vluchtelingen in Italië een aantal tekortkomingen vertonen. Het Hof baseert zich op verschillende rapporten over de opvang van asielzoekers in Italië. Maar er is geen sprake van een systematische tekortkoming in de ondersteuning van asielzoekers en vluchtelingen als een kwetsbare groep, zoals in MSS v. Griekenland/België (EHRM 21 januari 2011, nr. 30696/09).

Het betreft het dossier van een Somalische asielzoekster die in 2008 subsidiaire bescherming kreeg toegekend voor drie jaar door de Italiaanse autoriteiten. In 2009 vraagt zij vervolgens asiel aan in Nederland. Op basis van de Dublin verordening houden de Nederlandse autoriteiten Italië verantwoordelijk voor de asielaanvraag. Uiteindelijk dient de asielzoekster een verzoek in bij het EHRM, dat in eerste instantie een interim measure toewijst. Vervolgens oordeelt het EHRM ten gronde over de zaak.

Het EHRM overweegt dat, anders dan in het geval van MSS v. Griekenland/België, de Somalische asielzoekster in Italië is opgevangen in een opvangcentrum voor asielzoekers en dat zij toegang heeft gekregen tot de arbeidsmarkt. Vijf maanden na de indiening van haar asielaanvraag heeft zij een verblijfsvergunning gekregen voor drie jaar. Met de verblijfsvergunning kreeg zij een reisdocument en toegang tot verschillende voorzieningen zoals gezondheidszorg en onderwijs. Het EHRM oordeelt dat de behandeling van de Somalische, als asielzoekster en als houder van een verblijfsvergunning, niet in strijd is met artikel 3 EVRM. Wat betreft de situatie waarin de asielzoekster terecht zal komen bij terugkeer in Italië overweegt het EHRM dat de Italiaanse autoriteiten op de hoogte zullen worden gesteld en de nodige voorbereidingen kunnen treffen. Zij zal een nieuwe procedure moeten opstarten om haar verblijfsvergunning te vernieuwen. Nu zij een alleenstaande moeder is met twee jonge kinderen zal er speciale aandacht naar hen uitgaan wat betreft de voorzieningen.

De asielzoekster heeft dan ook niet aangetoond dat haar bij terugkeer naar Italië een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM te wachten staat.

 

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen

 

6. Raad van State: spontane actualisatie van 9ter-dossier is niet verplicht, maar soms wel aangewezen

De DVZ mag een 9ter-regularisatie niet weigeren enkel omdat de aanvrager zijn dossier niet spontaan actualiseerde. Het Raad van State arrest van 24 januari 2013 (222.232) bevestigt de vaste rechtspraak van de RvV.

  • De DVZ kan geen spontane actualisatie opleggen, zelfs als de termijn tussen de aanvraag en de beslissing erg lang is. Die verplichting is niet voorzien in de wet.
  • De DVZ moet zich wel kunnen informeren over de actuele medische situatie als de DVZ dat wenst. In de praktijk zal de DVZ dan recente medische attesten opvragen bij de aanvrager per aangetekende brief. Hier moet de betrokkene binnen een redelijke termijn gevolg aan geven. (RvS 208.585)
    De DVZ kan ook contact opnemen met de arts, of de aanvrager oproepen voor consultatie.
  • Het arrest van de Raad van State bevat ook een waarschuwing voor de aanvrager die zijn dossier niet spontaan actualiseert. Bij een verslechtering van zijn medische situatie kan de aanvrager de DVZ niet verwijten daarmee geen rekening te houden.

>> Lees meer over het actualiseren van je medisch attest

 

Bron: RvV 24 januari 2013 (nr. 222.232) 

 

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

7. RvV fluit DVZ terug over 9ter-actualisatie met nieuw medisch attest

De DVZ moet in medische regularisaties (9ter) rekening houden met alle beschikbare medische attesten op het moment van de beslissing. Dat heeft de RvV beslist in haar arrest van 29 maart 2013.

De DVZ had de 9ter-aanvraag onontvankelijk verklaard. Voor de beoordeling van de ernst van de ziekte, had de DVZ enkel rekening gehouden met het standaard medisch attest dat aan het begin van de procedure werd ingediend. De aanvrager had in de loop van de procedure nieuwe medische attesten toegevoegd. Daar wilde de DVZ geen rekening mee houden omdat het standaard medisch attest daar niet naar verwees.

De RvV fluit de DVZ nu terug. De DVZ moet ook rekening houden met de nieuwe medische attesten waarnaar het standaard medisch attest niet verwijst en die later toegevoegd worden. Die geven immers een beeld van het actueel karakter van de ziekte en de evolutie ervan. Dat is ook in lijn met de plicht van de aanvrager om ‘alle nuttige en recente inlichtingen’ over zijn ziekte aan de DVZ te bezorgen.

Bron: RvV nr. 100.322 van 29 maart 2013 

 

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

8. Raad van State vernietigt arrest RvV wegens schending onderzoeksbevoegdheid RvV en recht van verdediging Somalische asielzoekster

De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen steunde zich voor een asielweigering op informatie die niet in het rechtsplegingsdossier terug te vinden was. De Raad van State (nr. 223.185 van 17 april 2013) oordeelt dat de RvV hierdoor zijn volle rechtsmacht zonder eigen onderzoeksbevoegdheid schendt, alsook het recht op verdediging schendt als algemeen rechtsbeginsel waarvan het recht op tegenspraak deel uitmaakt.

Het betreft een dossier van een vrouw met vier kinderen waarvan de voorgehouden Somalische nationaliteit ongeloofwaardig werd bevonden door zowel het CGVS als de RvV. De nationaliteit van de vrouw wordt ongeloofwaardig geacht nu haar geografische en socio-politieke kennis over haar regio van herkomst te wensen over laat. Daarnaast oordeelden het CGVS en de RvV dat haar kennis over de clanstructuur in haar regio van herkomst en haar algemene kennis van het Somalische clansysteem bijzonder beperkt is.

De Raad van State oordeelt dat de stukken in het administratief dossier geen informatie bevatten over het belang van de clanstructuren noch over de specifieke rol van vrouwen in de Somalische gemeenschap en familiezaken. Door zich wel op deze informatie te baseren, heeft de rechter van de RvV blijkbaar op eigen kennis gesteund en daarmee artikel 39/2, §1, tweede lid, 2° Vw (volle rechtsmacht zonder eigen onderzoeksbevoegdheid) en het recht op verdediging geschonden.

 

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen

 

9. Draagwijdte van "uw rechten uitputten" bij dringende medische hulp

Meer en meer wordt ‘dringende medische hulp’ door het OCMW geweigerd omdat de vreemdeling zonder wettig verblijf ‘zijn rechten niet heeft uitgeput’.

Het Kruispunt M-I schreef een nota om aan de hand van concrete situaties meer duidelijkheid geven over de draagwijdte van het principe ‘uw rechten uitputten’. Waar begint en stopt dit principe?

>> Lees de nota: Draagwijdte 'uw rechten uitputten' bij dringende medische hulp 

 

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

10. Analyse van asielaanvragen door holebi asielzoekers

Vluchtelingenwerk Vlaanderen heeft een rapport opgesteld  over de behandeling van asielaanvragen waarbij de seksuele geaardheid werd ingeroepen als grond voor vervolging.
Deze studie analyseert hoe de asielinstanties de holebi geaardheid van asielzoekers tracht te achterhalen. En, als de geaardheid werd aangenomen, hoe de gegrondheid van de vrees wordt beoordeeld ten aanzien van de situatie in het land van herkomst.
 

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen