1. Grondwettelijk Hof specifieert welk recht op OCMW-steun afgewezen 9ter-aanvragers hebben tijdens niet-schorsend beroep bij RvV

De OCMW-wet beperkt het recht op maatschappelijke dienstverlening voor personen die illegaal verblijven tot het recht op 'dringende medische hulp'. Deze beperking geldt in principe ook wanneer de DVZ een medische regularisatie (9ter) weigert en betrokkene een (niet-schorsend) beroep hiertegen indient bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Maar in arrest 43/2013 maakt het Grondwettelijk Hof twee belangrijke uitzonderingen op deze beperking:

  • De OCMW's moeten erover waken dat wie lijdt aan een ernstige ziekte alle preventieve en curatieve medische zorgen krijgt die noodzakelijk zijn om een reëel risico voor het leven of de fysieke integriteit te weren (B.13). Het GwH specifieert hiermee dat dringende medische hulp in dit geval ruim moet ingevuld worden.
  • Wie (om medische redenen) in de absolute onmogelijkheid is om gevolg te geven aan een uitwijzingsbeslissing heeft recht op de volledige maatschappelijke dienstverlening van het OCMW, zoals ook financiële steun (B.11). Het GwH herhaalt hier haar oude vaststaande rechtspraak.

Verschil tussen asielprocedure om veralgemeend geweld (art. 48/4 Vw) en verblijfsprocedure om medische redenen (art. 9ter Vw)

Het Grondwettelijk Hof bevestigt dat beide procedures (art. 9ter Vw en art. 48/4 Vw) een vorm van 'subsidiaire bescherming' zijn. Ze vormen samen de Belgische omzetting van artikel 15 van de Europese richtlijn 'subsidiaire bescherming' (2004/83/EG). 

Toch is er tussen beide procedures een verschil in OCMW-steun, met name tijdens een hangend beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen:

  • Bij de procedure medische regularisatie is er tijdens het beroep bij de RvV geen recht op maatschappelijke dienstverlening (met uitzondering van dringende medische hulp)
  • Bij de asielprocedure om veralgemeend geweld is er tijdens het beroep bij de RvV wel recht op maatschappelijke dienstverlening.

Volgens het Grondwettelijk Hof vormt dit verschil geen schending van de Grondwet (in samenhang gelezen met het EVRM):

  • De reden die het Hof hiervoor aanhaalt is de verblijfsstatus van de betrokkene tijdens dit RvV-beroep
    • Bij de procedure medische regularisatie is dit beroep niet schorsend en verblijft de betrokkene onwettig in België.
    • Bij de asielprocedure om veralgemeend geweld is dit beroep schorsend en  verblijft de betrokkene tijdens de duur van dit onderzoek wettig in België.
  • Het Hof maakt echter het volgende voorbehoud bij het beperkte recht op OCMW-steun tijdens een hangend RvV-beroep tegen 9ter-weigering: 
    • Er moet vermeden worden dat het beperken van de maatschappelijke dienstverlening tot de dringende medische hulp voor personen die aan een ernstige ziekte lijden, een reëel risico voor hun leven of fysieke integriteit met zich meebrengt. Zij moeten de medische verzorging kunnen krijgen, zowel van preventieve als van curatieve aard, die noodzakelijk is om een dergelijk risico te weren.
    • In de conclusie verwijst het Hof enkel naar het voorgaande voorbehoud (wat nieuw is), maar in punt B.11 bevestigt het Hof ook haar arresten 80/99 en 194/2005 (vaststaande rechtspraak): wie verkeert in een situatie van medische overmacht en om medische redenen geen gevolg kan geven aan een beslissing tot uitwijzing, heeft recht op de volledige OCMW-dienstverlening.
    • Opmerking van Kruispunt M-I: dit arrest maakt geen onderscheid tussen het RvV-beroep tegen een onontvankelijke of tegen een ongegronde 9ter aanvraag. Gezien een onontvankelijkheidsbeslissing ook om niet-medische redenen genomen kan worden, is dit element van medische overmacht van groot belang. 

Bron: Grondwettelijk Hof, arrest nr. 43/2013 van 21 maart 2013 

 

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

2. Ernstige juridische bezwaren tegen gemeentelijke retributie voor inschrijving van vreemdelingen

Het Antwerpse retributiereglement van 25 februari 2013 is geschorst door de provinciegouverneur wegens strijdigheid met het recht. De Antwerpse gemeenteraad moet nu binnen de 60 dagen (tegen einde mei 2013) beslissen of het de retributie bevestigt, wijzigt of intrekt. Als Antwerpen toch beslist tot een retributie, moet de Vlaamse regering binnen de 30 dagen oordelen over het nieuwe of gewijzigde reglement. Maar ook in andere steden en gemeenten duiken gelijkaardige voorstellen op om een retributie te heffen op de inschrijving van vreemdelingen.

Herwig Verschueren, docent aan de Universiteit Antwerpen en aan de VUB, analyseerde het Antwerpse reglement. Hij stuit op ernstige juridische bezwaren. In een artikel geeft hij een overzicht van de toepasselijke rechtsregels en normen voor wie dergelijke retributies zou willen invoeren. 

Het artikel ‘Het Antwerpse retributiereglement voor “nieuwkomers van vreemde origine”: een juridische analyse vanuit het migratierecht’ is verschenen in het Tijdschrift voor Vreemdelingenrecht (nr. 2, 2013).

 

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

3. Achtergrondnota over opvang voor gezinnen met kinderen in onwettig verblijf

De helpdesk asielrecht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen krijgt veel juridische vragen van advocaten en begeleiders over het Belgische recht op opvang voor minderjarige kinderen zonder wettig verblijf en hun families. Ter aanvulling van de ondersteuning bij de helpdesk maakte VwV een nota met:

  • een overzicht van de huidige regelgeving,
  • enkele observaties uit de praktijk,
  • in bijlage: enkele modelverzoekschriften, waarmee rechtshulpverleners concreet aan de slag kunnen.

>>Lees de nota opvang voor gezinnen met kinderen in onwettig verblijf 

 

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen

 

4. België opnieuw veroordeeld door EHRM voor rechtsbescherming bij opsluiting van asielzoeker

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft België opnieuw veroordeeld voor een opsluiting van een asielzoeker en het feit dat hij niet beschikte over de mogelijkheid tot een spoedige beslissing door een rechtbank over de rechtmatigheid van zijn opsluiting (artikel 5 lid 4 van het EVRM).

>>Lees het EHRM arrest van 11 april 2013, Firoz Muneer v. België

Feiten en procedureverloop België

Het arrest betreft een Afghaanse asielzoeker die begin 2010 werd opgesloten voor repatriëring naar Griekenland, omdat niet België maar Griekenland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. De asielzoeker ging in beroep tegen de opsluiting: zowel de Rechtbank van eerste aanleg (raadkamer) als het Hof van Beroep (kamer van inbeschuldigingstelling) bevelen de onmiddellijke vrijlating. Zij oordelen dat een uitwijzing naar Griekenland in strijd zou zijn met artikel 3 EVRM vanwege de slechte situatie voor asielzoekers daar. Daarmee is ook de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig.

 

De Dienst Vreemdelingenzaken ging echter in beroep tegen de vrijlating, bij het Hof van Cassatie, en hield de asielzoeker opgesloten. Het Hof van Cassatie vernietigt de beslissing van het Hof van Beroep, omdat het Hof van Beroep niet voldoende had gemotiveerd op basis van welke rapporten zij haar beslissing had genomen. Het cassatiearrest verwijst de zaak naar een ander samengestelde kamer van inbeschuldigingstelling (KI).

 

DVZ verlengt ondertussen de opsluiting met twee maanden. De asielzoeker dient beroep in tegen deze verlenging van opsluiting. De raadkamer wijst dat beroep af maar de KI staat het toe en beveelt de onmiddellijke vrijlating. De DVZ gaat daartegen opnieuw in beroep bij het Hof van Cassatie.

  • In de eerste opsluitingprocedure wijst de (anders samengestelde) KI uiteindelijk het beroep af, omdat er ondertussen al een tweede vrijheidsontnemende maatregel is.
  • Vóór het cassatieberoep tegen de tweede opsluitingsprocedure behandeld wordt, wordt de asielzoeker uiteindelijk vrijgelaten, omdat de termijn van de tweede vrijheidsontnemende maatregel van twee maanden inmiddels is verlopen.

Beoordeling door EHRM

  • Het EHRM bekritiseert niet dat een asielzoeker wordt opgesloten in afwachting van de uitkomst van een beroep bij het Hof van Cassatie.
  • Het EHRM is wel van mening dat de asielzoeker niet snel genoeg een definitieve beslissing heeft gekregen van de rechtbank. Het feit dat de asielzoeker meer dan vier maanden opgesloten heeft gezeten zonder definitieve beslissing van een rechtbank over de rechtmatigheid van zijn opsluiting, is in strijd met artikel 5 lid 4 van het EVRM.
    • In de eerste opsluitingsprocedure had de anders samengestelde KI het beroep ten gronde moeten behandelen ondanks het feit dat er een tweede vrijheidsontnemende maatregel was. Dat volgt ook uit vaste Belgische cassatierechtspraak.
    • In de tweede opsluitingsprocedure had het Hof van Cassatie zich moeten uitspreken voor de termijn van twee maanden verlopen was. Het feit dat de zitting in cassatie werd uitgesteld nadat verzoeker de dag voor de zitting nog een memorie van antwoord had ingediend, kan niet verweten worden aan verzoeker, die de wettelijke termijnen heeft gerespecteerd. 

>>Lees het EHRM arrest van 11 april 2013, Firoz Muneer v. België

 

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen

5. EHRM: uitwijzing naar Afghanistan van voormalig tolk voor Amerikaanse troepen en van VN chauffeur niet automatisch in strijd met artikel 3 EVRM

In een arrest van 9 april 2013 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens geoordeeld dat de uitwijzing naar Afghanistan van een voormalig tolk voor de Amerikaanse troepen en een VN chauffeur niet in strijd is met artikel 3 EVRM.

Het arrest betreft twee Afghanen die in het Verenigd Koninkrijk asiel vroegen. Beide asielzoekers claimden te worden vervolgd door de Taliban en de Afghaanse autoriteiten vanwege hun werk in het verleden. Beide asielaanvragen werden echter afgewezen door het V.K.

 

EHRM over de algemene situatie in Afghanistan

  • Het EHRM komt tot de algemene conclusie dat er op dit moment geen sprake is van een algemene situatie van geweld waarin een ieder een risico loopt op een schending van artikel 3 EVRM (zoals bijvoorbeeld wel door het EHRM werd aangenomen voor Mogadishu in Somalië in het arrest Sufi and Elm van 28 juni 2011).
  • Verder stelt het EHRM dat er geen voldoende bewijs is overlegd dat de Taliban het voorzien zou hebben op ‘low level collaborators’ in Kabul of op personen die inmiddels zijn opgehouden te werken voor de internationale gemeenschap. Er is dan geen sprake van een zogenaamde groepsvervolging van personen die werkzaam zijn geweest voor de internationale gemeenschap.
  • Personen die werkzaam zijn geweest voor de internationale gemeenschap zouden een individueel risico kunnen lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM door de Taliban afhankelijk van de individuele omstandigheden, de basis van de banden die zij hebben met de internationale gemeenschap en hun profiel.

EHRM over deze individuele asieldossiers

Op het individuele niveau oordeelt het EHRM dat de Britse autoriteiten een correct onderzoek hebben gevoerd en dat er niet voldoende bewijzen zijn overlegd om tot een andere conclusie te komen dan de autoriteiten. Voor de Afghaanse asielzoeker die werkzaam was als chauffeur voor een aantal VN organisaties neemt het EHRM bijvoorbeeld in overweging dat er inmiddels 4 jaar zijn verstreken sinds de asielzoeker uit Afghanistan is weggegaan, hij slechts een keer een dreigtelefoontje heeft ontvangen in de jaren dat hij werkte als chauffeur, geen hoog profiel heeft en dus niet als zodanig gekend zal zijn in Kabul.

 

>>Bekijk het EHRM arrest van 9 april 2013, H en B v. United Kingdom 

 

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen

 

6. FAQ, memento en oefeningen Fedasil over instructies einde materiële opvang

Fedasil heeft begin maart 2013 een FAQ uitgegeven waarin veelgestelde vragen over de instructies van 13/7/2012 met betrekking tot einde materiële hulp worden beantwoord. 

Daarbij heeft Fedasil ook een memento en oefeningen over het berekenen van het einde van de materiële hulp gevoegd. Dit pakket moet de opvangstructuren toelaten de instructies einde materiële hulp op dezelfde manier toe te passen.

>>Meer info over opvang van asielzoekers  

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen

 

7. Mediprima: De nieuwe terugbetalingsregeling medische kosten start met vreemdeling in precair of onwettig verblijf

Als alles volgens plan verloopt, zullen alle OCMW’s en ziekenhuizen vanaf augustus 2013 werken met Mediprima.

Dit is een IT-systeem dat OCMW-beslissingen tot tussenkomst in de medische kosten centraliseert. De bevoegde zorgverstrekker kan deze beslissingen terugvinden in Mediprima. De zorgverstrekkers moeten nadien de elektronische facturen overmaken aan de HZIV.

 

De invoering van Mediprima gebeurt in fasen. De eerste fase richt zich naar de ziekenhuiszorg van wie geen ziekteverzekering heeft of kan hebben, bijvoorbeeld:

  • mensen zonder wettig verblijf,
  • mensen met een ontvankelijke aanvraag medische regularisatie (art. 9ter Vw),
  • asielzoekers in financiële hulp of LOI.

Dit project is gekoppeld aan de hervorming van de terugbetalingsprocedure medische kosten waarvoor de OCMW-wet van 2 april 1965 al is aangepast op het vlak van het sociaal onderzoek en de rol van de HZIV (Art. 9bis en Art. 9ter).

Een KB over de elementen van het sociaal onderzoek en over de controle van de medische en farmaceutische kosten moet nog komen. Evenals een verduidelijkende omzendbrief.

Meer informatie verneem je tijdens de opleidingen die de VVSG en de VSGB organiseren voor OCMW’s en zorgverstrekkers.

>> Lees meer over mediprima 

 

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

8. IARLJ richtlijnen voor beoordeling van geloofwaardigheid in het asielonderzoek naar de nood aan bescherming

‘The International Association of Refugee Law Judges’ heeft een rapport uitgebracht met daarin richtlijnen voor de beoordeling van de geloofwaardigheid in aanvragen voor international bescherming op basis van de EU Kwalificatierichtlijn.

>>Lees het rapport 

 

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen