1. Roemenen en Bulgaren met arbeidskaart B krijgen verblijfskaart E

Tot 31/12/2013 hebben Roemenen en Bulgaren die hier werk komen zoeken een arbeidskaart B nodig. Als zij een arbeidskaart B hebben, krijgen zij sinds 1/1/2012 wel een verblijfskaart E als Unieburger. Ook hun familieleden krijgen voortaan een verblijfskaart als familielid van Unieburger. De overgangsmaatregelen voor een volwaardig vrij personenverkeer zijn dus versoepeld op vlak van de verblijfskaart, maar nog niet op vlak van de arbeidskaart (toegang tot de arbeidsmarkt).

 

Het KB van 8 januari 2012 maakt een einde aan de speciale verblijfsregeling voor Roemenen en Bulgaren en hun gezinsleden.

  • Voor 2012 kwamen Roemeense en Bulgaarse werknemers met arbeidskaart B enkel in aanmerking voor een verblijfskaart A gedurende de eerste 12 maanden. Na 12 maanden werken werd de verblijfskaart A verlengd als zij opnieuw een arbeidskaart B hebben (die dan wordt toegestaan voor alle beroepen, zonder arbeidsmarktonderzoek). Pas vanaf die tweede verblijfskaart A konden zij een verblijfskaart E aanvragen.
  • Voortaan kunnen zij meteen een verblijfskaart E aanvragen, zodra ze een arbeidskaart B hebben (deze wordt de eerste 12 maanden alleen toegestaan voor knelpuntberoep, of voor beroepen vrijgesteld van arbeidsmarktonderzoek, of na arbeidsmarktonderzoek). Het aanvraagdocument hiervoor is de bijlage 19. 
  • Familieleden van Roemenen en Bulgaren kunnen voortaan ook meteen een E-kaart aanvragen als Unieburger (aanvraagdocument: bijlage 19) of een F-kaart als ze zelf derdelander zijn (aanvraagdocument: bijlage 19ter; proceduredocument: attest van immatriculatie).

De arbeidskaartenregeling voor Roemenen en Bulgaren blijft wel gelden tot eind 2013. 

 

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

2. Negatieve regularisatiebeslissingen anders gemotiveerd, maar positieve criteria blijven gelden

Sinds november 2011 heeft de Dienst Vreemdelingenzaken de motiveringen gewijzigd van negatieve beslissingen over een regularisatie-aanvraag (artikel 9bis Vreemdelingenwet). In negatieve beslissingen staat voortaan dat de criteria van de instructie van 19/7/2009 niet meer van toepassing zijn, aangezien deze instructie vernietigd werd door de Raad van State (RvSt arrest 198.769 van 9/12/2009, en RvSt arrest nr. 215.571 van 5/10/2011). Nochtans bevestigen zowel kabinet De Block als directie van DVZ nu dat de criteria van de instructie nog steeds gelden voor wie eraan voldoet. Het afgesproken beleid wordt uitgevoerd tot wanneer een nieuw regularisatiebeleid wordt bekend gemaakt.

 

Volgens het arrest van de Raad van State van 5/10/2011 mogen de DVZ en de staatssecretaris geen bindende voorwaarden (in de zin van dwingend toe te passen regels) toevoegen aan artikel 9bis Vw. De DVZ en de staatssecretaris hebben ten gronde een discretionaire bevoegdheid om regularisatie toe te staan of te weigeren: zij moeten hun appreciatiemogelijkheid behouden.

  • Zij kunnen dus nog altijd regularisaties toestaan volgens eigen criteria. Zowel kabinet De Block als directie van DVZ lieten recent aan het Kruispunt M-I weten dat de criteria van de instructie nog steeds gelden voor wie eraan voldoet. Dat blijkt ook uit de positieve beslissingen die nog genomen worden. Wie voldoet aan de criteria van 19/7/2009 mag blijven vertrouwen dat deze worden toegepast, tot wanneer de regering eventueel een ander beleid zou meedelen: dat volgt uit het vertrouwensbeginsel en het behoorlijk bestuur.
  • Maar ook aanvragen die niet aan de criteria van de instructie voldoen, moeten op hun waarde beoordeeld en gemotiveerd worden. De criteria van de instructie zijn op zichzelf geen voldoende reden om een aanvraag af te wijzen. Dat verklaart de gewijzigde motiveringen van negatieve beslissingen.

Het gevolg hiervan is echter dat er nog weinig controle mogelijk is of DVZ de (positieve) criteria van de instructie correct en gelijk toepast op al wie aan die criteria voldoet. In de negatieve beslissingen staat immers dat de criteria van de instructie niet meer van toepassing zijn. Samengevat gelden de criteria uit de instructie dus nog wel als positieve criteria, maar niet meer als negatieve criteria.

 

Het Kruispunt M-I volgt de regularisatiepraktijk van nabij op. Vragen of meldingen over individuele dossiers kunnen terecht bij onze juridische helpdesk.

 

>>Meer info: laatste nieuws uit opvolgingscomité regularisatie (21/12/2011) 

 

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

3. Verblijfsrecht en gewaarborgde gezinsbijslag voor erkende staatloze?

In zijn eerste arrest van 2012 stelt het Grondwettelijk Hof dat erkende staatlozen die buiten hun wil hun nationaliteit hebben verloren en aantonen dat ze geen wettige en duurzame verblijfstitel kunnen krijgen in een andere staat waarmee zij banden zouden hebben, gediscrimineerd worden:

  • Hun verblijfsrecht zou wettelijk moeten geregeld worden zoals dat van vluchtelingen.
  • In afwachting daarvan moet de arbeidsrechtbank gewaarborgde gezinsbijslag toekennen ook al heeft de erkende staatloze nog geen wettig verblijfsrecht in België.

De Wet Gewaarborgde Kinderbijslag stelt dat om recht te hebben op gezinsbijslag de persoon ten laste van wie het kind is, toegelaten of gemachtigd moet zijn in België te verblijven of er zich te vestigen zoals voorzien in de Vreemdelingenwet. Dat is op zich niet discriminerend.

 

Maar op basis van artikel 49 van de Vreemdelingenwet heeft de erkende vluchteling een automatisch verblijfsrecht, terwijl een erkende staatloze dat niet heeft. Dat is wel discriminerend, tenminste voor een bepaalde categorie staatlozen:

  • Volgens het Grondwettelijk Hof is het gebrek aan verblijfsrecht discriminerend voor, met name: erkende staatlozen die buiten hun wil hun nationaliteit hebben verloren en aantonen dat ze geen wettige en duurzame verblijfstitel kunnen krijgen in een andere staat waarmee zij banden zouden hebben.
  • Het gebrek aan zo’n specifieke bepaling in de Vreemdelingenwet waardoor kinderen van zo'n erkende staatloze zouden uitgesloten worden van de gezinsbijslag is ongrondwettig. De arbeidsgerechten moeten in zo’n geval dus het recht op gewaarborgde gezinsbijslag toekennen aan het kind.

>> Grondwettelijk Hof arrest nr. 1/2012 van 11 januari 2012

>>Meer info over de gezinsbijslag 

 

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

4. Aanpassing leeftijd in wachtregister na botscan bij asielzoekers

Asielzoekers staan soms in het wachtregister ingeschreven met een geboortedatum die volgens een leeftijdsonderzoek (botcan) niet kan kloppen. Sinds 1/10/2011 voert de Dienst Vreemdelingenzaken een nieuw beleid om in zo'n gevallen de leeftijd in het wachtregister aan te passen.

  • Bij een asielaanvraag gebeurt de inschrijving in het wachtregister op de dag van de asielaanvraag, op basis van de gegevens en verklaringen van dat moment. Als het gaat om een jonge alleenstaande asielzoeker zonder paspoort die verklaart dat hij/zij minderjarig is, dan wordt de geboortedatum volgens hun verklaring ingeschreven in het wachtregister.
  • Vervolgens worden zij naar de Dienst Voogdij gestuurd voor verdere identificatie en voor aanwijzing van een voogd. Het echte asielinterview vindt pas plaats na aanwijzing van een voogd. Maar de Dienst Voogdij kan bij twijfel over de leeftijd ook een leeftijdsonderzoek (botscan) doen. Uit die botscan blijkt soms dat de beweerde leeftijd niet kan kloppen.
  • Vroeger werd het wachtregister niet aangepast op basis van de botscan; in het wachtregister (deel van het rijksregister) moet een exacte geboortedatum ingevuld worden terwijl de botscan dat niet geeft. De praktijk van DVZ en gemeentebesturen was om de geboortedatum in het rijksregister alleen aan te passen als betrokkene een paspoort of nationaal identiteitsbewijs voorlegt.

Als de leeftijd in het rijksregister afwijkt van andere bronnen, veroorzaakt dat allerlei problemen. Elke dienst waarmee de jongere in aanraking komt, bepaalt dan zelf of ze voor erkenning van de leeftijd voortgaan op het rijksregister of op de botscan of op andere bronnen (artikel 28 WIPR: geldige buitenlandse documenten die de echte leeftijd aanduiden). Bijvoorbeeld: voor onderwijs zou de botscan primeren; VDAB zou zich blijven baseren op het rijksregister; inburgering laat de botscan primeren op het rijksregister als er geen officiële documenten zijn zoals paspoort of geboorteakte.

 

Aanpassing leeftijd in rijksregister in principe alleen op basis van geldige documenten

Uit artikel 11 van het KB van 16/7/1992 volgt dat de geboortedatum in het rijksregister kan aangepast worden op basis van ieder document dat de identiteit vaststelt (bv. paspoort of nationale identiteitskaart) of op basis van een beslissing van de Dienst Vreemdelingenzaken. De botscan is zo geen document.

 

Artikels 8 en 9 van het KB van 3/4/1984 bepalen dat elke persoon de verbetering kan vragen van de gegevens in het rijksregister die op hem betrekking hebben, maar dat hij zelf bewijsmiddelen moet voorleggen.

 

Beleidswijziging DVZ voor nieuwe asielaanvragen sinds 1/10/2011

  • Als de botscan van een jonge alleenstaande asielzoeker uitwijst dat zijn beweerde leeftijd niet kan kloppen, dan dringt DVZ bij het asielinterview aan om de echte geboortedatum te geven.
  • Als betrokkene zijn/haar verklaring dan wijzigt en een geboortedatum geeft die kan kloppen, dan wijzigt DVZ de geboortedatum in het wachtregister en op de bijlage 25 of 26.
  • Als betrokkene bij zijn/haar eerste verklaring blijft en de verklaarde leeftijd ligt buiten de marges van de vastgestelde leeftijd na het medisch onderzoek, dan wijzigt DVZ voortaan de geboortedatum in het wachtregister en op de bijloage 25 of 26, als volgt: de geboortedag en –maand van de verklaring wordt behouden, maar het geboortejaar dat niet kan kloppen wordt aangepast naar het meest waarschijnlijke geboortejaar.  

Beleidswijziging DVZ ook toepasbaar voor oude asielaanvragen

Het nieuwe beleid van DVZ is ook toepasbaar op asielzoekers van voor 1/10/2011 die nog in de asielprocedure zijn. Deze asielzoekers moeten dan wel zelf initiatief nemen en een afspraak vragen op de DVZ. Dat is mogelijk sinds 11/1/2012.

  • Asielzoekers wiens leeftijd in het wachtregister niet kan kloppen volgens de botscan, kunnen zelf aan DVZ vragen om het wachtregister aan te passen aan hun echte leeftijd. 
  • Deze vraag wordt best telefonisch gesteld aan DVZ, Directie Asiel, Bureau Registratie en Administratie: tel 02/2061371 of 75 (Nl) of 73 (Fr), Bur_R01@ibz.fgov.be (Nl) of Bur_R02@ibz.fgov.be
  • DVZ maakt dan een afspraak met de jongere om zich persoonlijk op de DVZ te komen aanbieden. Dan past DVZ hetzelfde beleid toe als voor nieuwe asielaanvragen vanaf 1/10/2011.

Aanpassing leeftijd in rijksregister na erkenning als vluchteling via CGVS

Na een erkenning als vluchteling wordt de leeftijd in het rijksregister geregistreerd op basis van het geboorteattest of reispaspoort dat afgeleverd wordt door het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS). Dat zijn immers erkende identiteitsdocumenten zoals vereist door artikel 11 van het KB van 16/7/1992.

 

Bronnen

  • contactvergadering BCHV 11/10/2011
  • brief 27/10/2010 van DVZ en mondelinge info 12/1/2012 van DVZ aan Kruispunt M-I
  • bovenvermelde wetgeving
Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

5. Inschrijving in vreemdelingenregister onvoldoende voor tegemoetkoming personen met handicap

Volgens het Grondwettelijk Hof is het onderscheid waarbij vreemdelingen die in het bevolkingsregister zijn ingeschreven en wel recht hebben op een tegemoetkoming voor personen met een handicap en de vreemdelingen die in het vreemdelingenregister zijn ingeschreven en uitgesloten zijn van deze tegemoetkoming, gerechtvaardigd.

 

In het arrest van 11 januari 2012 volgt het Grondwettelijk Hof de memorie die door de Ministerraad werd ingediend en waarbij gesteld werd dat het niet discriminerend is om voor de toekenning van een tegemoetkoming voor personen met een handicap een onderscheid te maken tussen:

  • enerzijds de vreemdeling die ingeschreven is in het vreemdelingenregister met een toelating of machtiging van meer dan drie maanden
  • anderzijds de vreemdeling die ingeschreven is in het bevolkingsregister en die in België is gevestigd.

Dit onderscheid mag gemaakt worden omdat wie in het vreemdelingenregister is, een minder sterke band heeft met België dan wie in het bevolkingsregister staat. (Dit onderscheid wordt ook gemaakt in de RMI-wet waarbij maatschappelijke integratie enkel openstaat voor wie in het bevolkingsregister is ingeschreven, en waarbij de vreemdeling die in het vreemdelingenregister staat enkel recht kan hebben op maatschappelijke dienstverlening.)

 

Wie ingeschreven staat in het vreemdelingenregister kan aanspraak maken op maatschappelijke dienstverlening waarbij met zijn handicap rekening gehouden wordt. Dit is een essentieel verschil met de zaak Koua Poirrez/Frankrijk (EHRM, 30 september 2003) waarbij de verzoeker niet kon terugvallen op een socialebijstandsprestatie waarbij rekening gehouden wordt met zijn handicap.

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

6. Hof van Justitie stelt grondrechten asielzoeker boven toepassing Dublin verordening

De Dublin-regels mogen er niet toe leiden dat de grondrechten van een asielzoeker geschonden worden.

 

In een uitspraak van 21 december 2011 (nummer C – 411/10 en C – 493/10) heeft het Europese Hof van Justitie zich uitgelaten over de toepassing van de soevereiniteitsclausule (artikel 3 lid 2) van de Dublin verordening.

 

Het Hof van Justitie oordeelt dat niet elke schending van het asielrecht volstaat om de overdracht van een asielzoeker aan de normaal gesproken bevoegde lidstaat te verhinderen. Dit zou namelijk de verplichtingen van de staten in het gemeenschappelijk Europees asielstelsel elke inhoud ontnemen en de verwezenlijking van het doel, snel te bepalen welke lidstaat bevoegd is, in gevaar brengen.

 

Aan de andere kant oordeelt het Hof dat er onder bepaalde omstandigheden af moet worden gezien van een Dublin overdracht vanwege tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen in de verantwoordelijke Dublin-lidstaat. Dit is het geval als zij niet onkundig ervan kunnen zijn dat deze tekortkomingen gegronde reden vormen om aan te nemen, dat de betrokken asielzoeker een reëel risico zal lopen op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 EU-Handvest van de Grondrechten.

 

Het feit dat een asielzoeker niet mag worden overgedragen vanwege een mogelijke schending van artikel 4 van het Handvest betekent niet dat de lidstaat automatisch de soevereiniteitsclausule of artikel 3 (2) van de Dublin verordening moet toepassen. De lidstaat kan de criteria voor de vaststelling van de verantwoordelijkheid onder de Dublin verordening verder onderzoeken om na te gaan of een andere lidstaat volgens een van de latere criteria verantwoordelijk is om het asielverzoek te behandelen. Van belang is wel dat de lidstaat waar de asielzoeker zich bevindt, erop toeziet dat hij een situatie waarin de grondrechten van de asielzoeker worden geschonden, niet erger maakt door de procedure om de verantwoordelijke lidstaat te bepalen, onredelijk lang te laten duren. Zo nodig dient hij het verzoek zelf te behandelen op grond van artikel 3 (2) van de Dublin verordening.

 

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen

 

7. RvV schorst Dublin asieloverdracht naar Malta

In een arrest van 6 januari 2012 heeft de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen geoordeeld dat een Somalische asielzoeker (voorlopig) niet mag worden overgedragen aan Malta omdat de detentiepolitiek van de Maltese autoriteiten en de leefomstandigheden in de opvangcentra aanzienlijke gebreken kennen. De detentiepolitiek wordt beschouwd als moeilijk verzoenbaar met de voorschriften van het EVRM. Zowel de asielprocedure als de juridische bijstand in de procedure kennen manifeste tekortkomingen.

In lijn met het arrest MSS v. België/Griekenland van 21 januari 2011 (nr. 30696/09) en het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 21 januari 2011 (nr. C-411/10 en C-493/10) schorst de RvV de overdracht aan Malta op.

 

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen

 

8. RvV oordeelt geen subsidiaire bescherming voor Centraal Irak

In een beslissing van 5 januari 2012 heeft de RvV (nr. 72787) geoordeeld dat er in Centraal Irak geen sprake is van een uitzonderlijke situatie waarin de mate van willekeurig geweld in het aan de gang zijnde conflict dermate hoog is dat er zwaarwegende gronden  bestaan om aan te nemen dat een burger louter vanwege zijn aanwezigheid een reëel risico op ernstige schade loopt.

Het betreft een asielzoeker die uit Irak is gevlucht vanwege bedreigingen die hij zou hebben ontvangen als gevolg van zijn werkzaamheden voor het ministerie van defensie. Het CGVS weigerde de asielzoeker het vluchtelingenstatuut vanwege ongeloofwaardigheid van zijn asielrelaas. Vanwege zijn afkomst uit Bagdad en de algeheel slechte situatie in Centraal Irak kende het CGVS wel subsidiaire bescherming toe.

 

In beroep wist de asielzoeker de RvV niet te overtuigen dat hij in aanmerking zou moeten komen voor het vluchtelingenstatuut. De RvV wijst de asielzoeker ter terechtzitting nadrukkelijk op de bevoegdheden van de RvV in volle rechtsmacht. Met een verwijzing naar de Elgafaji uitspraak van het Europese Hof van Justitie (17 februari 2009, nr. C – 465/07), EHRM jurisprudentie, een Subject Related Briefing van het CGVS van 17 mei 2011 over de actuele veiligheidssituatie in Centraal-Irak en het beleid in andere Europese landen (zoals het VK, Zweden, Duitsland, Denemarken en Nederland), komt de RvV vervolgens tot de conclusie dat er niet langer sprake is van een uitzonderlijke situatie in Centraal Irak en de asielzoeker wordt subsidiaire bescherming geweigerd.

 

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen

 

9. Nieuwe werkwijze om via HZIV ziekteverzekering in buitenland na te gaan

De Hulpkas voor Ziekte en Invaliditeitsverzekering (HZIV) heeft een standaardformulier uitgewerkt dat de OCMW’s moeten gebruiken wanneer ze via de HZIV willen weten of iemand ziekteverzekering heeft in het buitenland. Dat staat in een omzendbrief van 24 januari 2012.

 

In omzendbrief van 25 maart 2010 betreffende het sociaal onderzoek vereist voor de terugbetaling van medische kosten wordt gevraagd dat de OCMW’s in een aantal gevallen de HZIV contacteren om het bestaan van een ziekteverzekering in het land van oorsprong na te trekken.

 

De POD-MI vraagt een bewijs van onderzoek via de HZIV voor wie afkomstig is uit een EER-land of land waarmee België een bilateraal akkoord heeft afgesloten én wanneer deze landen ook een verbindingsorgaan hebben (zie deze lijst).

Er is geen bewijsstuk van de HZIV nodig, wanneer de steunvrager langer dan een jaar clandestien in België verblijft. In dit geval gaat de POD-MI er van uit dat betrokkene geen verzekering (meer) heeft, maar dan moet hij zijn verblijf in België wel met alle mogelijke rechtsmiddelen aantonen.

 

De HZIV heeft (omwille van de grote werklast) de volgende wijzigingen doorgevoerd (omzendbrief van 24 januari 2012):

  • Voortaan moet dit aanvraagformulier verzekerbaarheid in het buitenland gebruikt worden.
  • De mogelijkheid om zich in te schrijven bij de HZIV als de betrokkene een geldige ziekteverzekering in het buitenland heeft door middel van dit formulier. Dit dient te gebeuren voor het onderzoek door de HZIV.
  • Aanvragen tot onderzoek kunnen verzonden worden naar: iri@caami-hziv.fgov.be, of gefaxt worden naar het volgende nummer: 02/504.66.64. (Het e-mailadres van Dhr. Nizeyimana is niet meer geldig, oude aanvragen werden mogelijks niet ontvangen.)

Bron: POD-MI omzendbrief van 24 januari 2012 betreffende het sociaal onderzoek voor de terugbetaling van medische kosten 

 

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw