Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 107.157 - 24-07-2013

Samenvatting

De wettekst spreekt alleen over een samenvatting van alle aangevoerde middelen. De bekommernis van het Grondwettelijk Hof dat dergelijk procedurestuk de verzoekende partij moet toelaten om te repliceren op de nota met opmerkingen van de verwerende partij, is nergens terug te vinden in deze duidelijke wetsbepaling. Uit voorgaande volgt dat er een leemte is in de wet in die zin dat de wetgever het arrest van het Grondwettelijk Hof niet correct heeft omgezet in de voorliggende wetsbepaling. Het komt de Raad niet toe om deze leemte in de wet op te vullen. Te dezen kan dus enkel worden herhaald dat de synthesememorie geen samenvatting van de middelen bevat terwijl dat een vereiste is die voortvloeit uit de wettelijke bepaling. Het argument dat het louter hernemen van de middelen ook een vorm van repliek is doet aan het voorgaande geen afbreuk. Waar de raadsman van de verzoekende partijen nog stelt dat een termijn van acht dagen zoals voorzien in artikel 39/81, vierde lid van de Vreemdelingenwet, zodanig kort is dat deze geen overleg toelaat tussen de raadsman en de verzoekende partijen en dat daarom "veiligheidshalve' meegedeeld wordt dat een synthesememorie zal neergelegd worden, dient de Raad op te merken dat het zaak is van de advocaat en zijn cliënt om uit te maken hoe diens belangen het best gediend worden en dat dit niet wegneemt dat indien een synthesememorie wordt neergelegd, waarbij men in totaal beschikt over een termijn van vijftien dagen vanaf de in artikel 39/81, derde lid van de Vreemdelingenwet bedoelde kennisgeving van de griffie, deze dan een samenvatting van de middelen dient te omvatten, quod non in casu. In zoverre de raadsman betoogt dat de synthesememorie veiligheidshalve werd ingediend om een sanctie te vermijden nu de wet op dat vlak niet erg duidelijk is, stelt de Raad vast dat luidens artikel 39/61 van de Vreemdelingenwet 'De verzoekende partij beschikt, te rekenen vanaf de In het derde lid bedoelde kennisgeving, over een termijn van acht dagen om de griffie in kennis te stellen of zij al dan niet een synthesememorie wenst neer te leggen' en 'Indien de verzoekende partij tijdig een synthesememorie heeft ingediend of de griffie in kennis heeft gesteld dat zij geen synthesememorie indient, wordt de procedure voortgezet overeenkomstig het eerste lid.,' Uit deze bepalingen blijkt onmiskenbaar dat er geen verplichting bestaat tot het indienen van een synthesememorie, doch de verzoekende partij er slechts toe gehouden is haar intentie daaromtrent tijdig mee te delen aan de griffie van de Raad. De argumentatie van de verzoekende partijen gaat dus niet op en kan niet vergoelijken dat zij een synthesememorie hebben ingediend die niet beantwoord aan de wettelijke vereisten. Overeenkomstig artikel 39/81, zesde lid van de Vreemdelingenwet wordt hel ontbreken van het vereiste belang vastgesteld.