Raad van State - 222.316 - 30-01-2013

Samenvatting

Het Grondwettelijk Hof stelde in arrest nr. 128/2010 de schending van het  gelijkheidsbeginsel vast wegens een leemte in de wet. Deze kan alleen door de wetgever worden verholpen. De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen heeft geen onwettigheid begaan door ook vast te stellen dat alleen de wetgever de leemte kan herstellen en door de aanvankelijk bestreden beslissing niet te vernietigen. Door zelf een termijn te bepalen binnen welke de DVZ een beslissing over de aanvraag had moeten nemen en door zelf een rechtsgevolg te bepalen bij overschrijding van dergelijke termijn, zou de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen zich in de plaats van de wetgever stellen. Als de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen als annulatierechter tot vernietiging van de aanvankelijk bestreden beslissing zou overgaan, zou hij het bestuur er overigens toe verplichten zich in de plaats van de wetgever te stellen en zelf een termijn en eventueel een sanctie in acht te nemen. Hiervan heeft het Grondwettelijk Hof gezegd dat deze lacune “enkel door de wetgever” kan worden verholpen.