Raad van State - 239.091 - 14-09-2017

Samenvatting

In het rechtsplegingsdossier bevindt zich een “aanvullende nota” met bijkomende stukken die verzoeker op 16 februari 2016 met toepassing van artikel 39/76, § 1, van de vreemdelingenwet heeft ingediend bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.
 
In het bestreden arrest wordt geen melding gemaakt van deze aanvullende nota met stukken. Evenmin blijkt uit de concrete motivering van het bestreden arrest expliciet of impliciet dat de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen de meergenoemde nota en de bijkomende stukken van
verzoeker in zijn beoordeling heeft betrokken. De in het bestreden arrest gegeven motieven vormen dan ook geen antwoord op verzoekers aanvullende nota en de daarbij gevoegde stukken.
 
Het enige middel is gegrond wat betreft de aangevoerde schending van de in artikel 149 van de Grondwet en artikel 39/65 van de vreemdelingenwet vastgelegde jurisdictionele motiveringsplicht en deze vaststelling volstaat voor de cassatie van het bestreden arrest in de mate dat daarmee verzoekers beroep tegen de beslissing van de commissaris-generaal van 21 december 2015 wordt verworpen.