Raad van State - 229.574 - 16-12-2014

Samenvatting

Verzoeksters dochter werd erkend als vluchteling op basis van haar vrees voor besnijdenis in Guinee. Verzoekster zelf werd echter de vluchtelingenstatus en de subsidiaire beschermingsstatus geweigerd. Verzoekster voert aan dat zij de besnijdenis van haar dochter als haar eigen lijden beschouwt, temeer zij zelf het slachtoffer geworden was van deze praktijk. Verzoekster stelt dat dit voor haar een persoonlijke vrees voor vervolging inhoudt. De eerste rechter heeft nagelaten de band tussen de persoonlijke situatie van verzoekster en de vastgestelde vrees voor vervolging van haar dochter te onderzoeken.