Raad van State
255.298
NBMV – geen toewijzing voogd na leeftijdstest - UDN – gebrek aan opvang – art. 3 Opvangwet – geen uitsluiting van opvang en materiële hulp omwille van leeftijd – voorgehouden nadeel is geen gevolg van bestreden beslissing – schorsing zou niets veranderen – verwerping

Uit persberichten met onder meer een standpunt van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie leidt verzoeker af dat enerzijds een voorgehouden niet-begeleide minderjarige vreemdeling eerst opvang moet hebben alvorens kan worden overgegaan tot een leeftijdstest, maar dat anderzijds de voorgehouden niet-begeleide minderjarige aan wiens leeftijd wordt getwijfeld door de dienst Vreemdelingenzaken, slechts toegang krijgt tot het opvangnetwerk als zijn verklaarde leeftijd wordt bevestigd door een medische leeftijdstest.

 

Verzoeker kan zich wat dat betreft niet beroepen op het ondergaan van onherroepelijke zware gevolgen, net omdat in zijn geval wel degelijk een leeftijdstest heeft plaatsgevonden. Het voorgehouden probleem dat verzoeker niet in aanmerking komt voor opvang in afwachting van een leeftijdstest en een beslissing of verzoeker al dan niet ouder dan 18 jaar is, stelt zich dus niet.

 

Verzoeker laat gelden dat hij ten gevolge van de bestreden beslissing geen toegang krijgt tot het opvangnetwerk en ook geen materiële bijstand geniet.

 

Artikel 3 van de wet van 12 januari 2007 ‘betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen’ (hierna: wet van 12 januari 2007) voorziet dat “elke asielzoeker […] recht [heeft] op een opvang die hem in staat moet stellen om een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid”, waarbij onder “opvang” wordt verstaan “de materiële hulp […] die op grond van deze wet toegekend wordt of de maatschappelijke dienstverlening die wordt verstrekt door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn overeenkomstig de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn”. In artikel 2, 6°, van de wet van 12 januari 2007 wordt “materiële hulp” gedefinieerd als “de hulp die verleend wordt door het Agentschap of de partner binnen een opvangstructuur en die met name bestaat uit huisvesting, voedsel, kleding, medische, maatschappelijke en psychologische begeleiding en de toekenning van een dagvergoeding” en “[…] eveneens de toegang tot juridische bijstand, de toegang tot diensten als tolkdiensten of opleidingen, evenals de toegang tot een programma voor vrijwillige terugkeer”.

 

In de voornoemde bepalingen gaat het om elke verzoeker om internationale bescherming, niet enkel om de niet-begeleide minderjarige. Verzoeker wordt dus niet uitgesloten van de voornoemde opvang en materiële hulp omdat hij als ouder dan 18 jaar wordt beschouwd. Het door verzoeker voorgehouden nadeel is derhalve geen gevolg van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing maar wel van het feit dat hem de in de wet van 12 januari 2007 voorziene opvang niet wordt gegeven of dat die opvang niet beschikbaar is. Verzoeker toont niet aan dat een schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing hierin verandering zou brengen. Verzoeker bevestigt dit in wezen door een verzoekschrift te hebben ingediend bij de Nederlandstalige arbeidsrechtbank te Brussel om langs die weg de voormelde opvang te verkrijgen.