Raad van State - 126.948 - 8-01-2004

Samenvatting

Uit de bestreden beslissing zelf blijkt dat de tweede asielaanvraag van verzoeker geen leugens bevat omtrent vorige verblijven in Duitsland, maar daarentegen de leugens uit zijn eerste asielaanvraag tracht uit te leggen. Bijgevolg kon de verwerende partij niet op wettige wijze de tweede asielaanvraag als frauduleus beschouwen en op basis van die ene omstandigheid concluderen dat alle verklaringen van verzoeker ongeloofwaardig zijn.