Raad van State - 154.366 - 31-01-2006

Samenvatting

Op het eerste gezicht blijkt dat de verzoekende partij voldoende Engels kent om verklaringen af te leggen voor de asielinstanties. Uit artikel 20 van het KB van 11 juli 2003 blijkt dat de Commissaris-generaal zelf, in de mate van het mogelijke, een gepaste tolk zoekt. Wanneer hij daarin niet slaagt, kan aan de asielzoeker gevraagd worden zelf in te staan voor een tolk. Als dit niet kan, kan aan de asielzoeker gevraagd worden een geschreven verklaring op te stellen. Wanneer de kandidaat-vluchteling geen geschreven verklaring kan of wil opstellen, kan de Commissaris-generaal beslissen, op basis van de elementen waarover hij beschikt. Voornoemd artikel 20 bekrachtigt de rechtspraak van de Raad die ervan uitgaat dat de Commissaris-generaal niet wettelijk verplicht is om in te staan voor een tolk. Artikel 21 van voormeld koninklijk besluit bepaalt dat de kandidaat-vluchteling een andere tolk kan vragen indien hij daarvoor een geldige reden opgeeft. In casu is het niet onredelijk dat hierop niet werd ingegaan, gelet op wat voorafgaat en op de gegevens vervat in het administratief dossier.