Raad van State - 160.917 - 5-07-2006

Samenvatting

Verzoeker verliest uit het oog dat hij in de eerste plaats een persoonlijke vervolgingsvrees dient aan te tonen, wat niet gelijk staat met een eventuele slechte toestand van de mensenrechten in een bepaalde staat. Er bestaan geen vaststaande regels met betrekking tot het ogenblik waarop een rechtscollege bepaalde bronnen raadpleegt die zij nodig acht om tot een redelijk en verantwoord besluit te komen. Het komt uitsluitend toe aan de feitenrechter om te oordelen over de juistheid en de objectiviteit van zijn informatiebronnen. Deze beoordeling kan door de administratieve cassatierechter niet worden overgedaan. Het feit dat in de beslissing van de Vaste Beroepscommissie bepaalde zinsneden en alinea's tevens in andere beslissingen van dit rechtscollege voorkomen is geen reden om aan te nemen dat geen individueel onderzoek zou hebben plaatsgehad.