Raad van State - 186.186 - 10-09-2008

Samenvatting

Het algemeen rechtsbeginsel "fraus omnia corrumpit" staat er niet aan in de weg dat een vreemdeling, wiens asielaanvraag bedrieglijk is bevonden, over het vereiste belang beschikt om die beslissing met een administratief cassatieberoep bij de Raad van State aan te vechten, tenzij zou blijken dat het beroep tot nietigverklaring zelf door bedrog is aangetast. De ongegrondheid van het beroep volstaat niet om dat beroep als niet ontvankelijk te beschouwen omwille van het voornoemd algemeen rechtsbeginsel. Het beroep tot nietigverklaring is dus ontvankelijk. In casu stelt het bestreden arrest vast dat de verzoekende partij, door te verzwijgen dat hij eerdere asielaanvragen indiende in Zweden, Noorwegen en Tsjechië, de Dienst Vreemdelingenzaken op bedrieglijke wijze heeft verhinderd om toepassing te maken van artikel 51/5, § 3, van de Vreemdelingenwet (de bepaling van de verantwoordelijke staat). Aldus verschafte verzoeker zich op bedrieglijke wijze toegang tot de procedure ten gronde en een beslissing van de Commissaris-generaal. De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen kon dan ook op goede gronden stellen dat het beroep tot hervorming van deze beslissing, die door fraude werd uitgelokt, onontvankelijk is op grond van het algemeen rechtsbeginsel "fraus omnia corrumpit". Het middel, voor zover het gericht is tegen de toepassing van voornoemd rechtsbeginsel, is ongegrond.