Raad van State - 186.908 - 8-10-2008

Samenvatting

De bepalingen van de artikelen 772 en 773 van het Gerechtelijk Wetboek zijn als dusdanig niet van toepassing op de rechtspleging voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Een van de hoofdbekommernissen van de wetgever bij de recente hervorming van het vreemdelingencontentieux is onmiskenbaar de snelle behandeling van de asielaanvragen geweest. Het nieuw opgerichte rechtscollege -de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen- moet de hem voorgelegde beroepen tegen de beslissingen van de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen vlot en snel afhandelen. Indien wegens de voorlegging van nieuwe gegevens de heropening der debatten zou worden bevolen, een nieuwe rechtsdag moet worden vastgesteld en de tegenpartij in de gelegenheid moet worden gesteld de voorgebrachte nieuwe gegevens te onderzoeken en eromtrent standpunt in te nemen. Dergelijke vertraging van de rechtsgang valt niet te verenigen met de door de wetgever gewilde snelle afhandeling van de asieldossiers. Artikel 39/76 stelt strenge voorwaarden opdat nieuwe gegevens door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen in aanmerking zouden kunnen worden genomen. In beginsel moeten deze nieuwe gegevens opgenomen zijn in het oorspronkelijk verzoekschrift. De Raad kan slechts uitzonderlijk en onder welbepaalde voorwaarden rekening houden met niet in het inleidend verzoekschrift, maar nadien en ten laatste op de terechtzitting aangebrachte nieuwe gegevens. De wetgever heeft niet alleen de behandelingstermijn heel kort gehouden (in de regel drie maanden vanaf de ontvangst van het beroep); hij heeft ook gewild dat nieuwe gegevens ten laatste op de door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen vastgestelde rechtsdag worden aangebracht. Een en ander leidt tot het besluit dat de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen de wil van de wetgever zou miskennen wanneer hij de debatten zou heropenen om reden dat de asielzoeker tijdens het beraad nieuwe gegevens heeft ontdekt.