Raad van State - 190.789 - 25-02-2009

Samenvatting

De in de artikelen 2 en 3 van de wet van 29 juli 1991 vervatte uitdrukkelijke motiveringsplicht heeft tot doel de burger in kennis te stellen van de redenen waarom de administratieve overheid een beslissing heeft genomen, zodat hij kan oordelen of het nuttig is zich hiertegen te verweren met de middelen die het recht hem verschaft. Voornoemde artikelen 2 en 3 verplichten de administratieve overheid ertoe, in de akte de juridische en feitelijke overwegingen op te nemen die aan de beslissing ten grondslag liggen en dit op een afdoende wijze. De Minister van Binnenlandse Zaken beperkt zijn motivering tot: "Uit het controle-onderzoek van Dr. D. B. blijkt dat betrokkene niet verhinderd is te reizen naar zijn land van herkomst en dat daar de nodige zorgen kunnen worden verstrekt.". De Minister baseert zijn overweging dus integraal op het verslag van de controlegeneesheer. Het doel van de motiveringsplicht wordt evenwel niet bereikt door de verwijzing naar een advies waarvan de inhoud voor de bestuurde onbekend is gebleven. Er dient besloten te worden tot de schending van de formele motiveringsplicht, zoals verwoord in de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen