Raad van State - 233.024 - 25-11-2015

Samenvatting

Naar luid van artikel 7, eerste lid, 1°, van de vreemdelingenwet moet de minister, thans de staatssecretaris, of zijn gemachtigde een bevel om het grondgebied binnen een bepaalde termijn te verlaten afgeven wanneer de betrokkene in het land verblijft zonder houder te zijn van de bij artikel 2 van die wet vereiste documenten. Deze bepaling houdt in dat de staatssecretaris over geen discretionaire bevoegdheid beschikt en verplicht is een bevel om het grondgebied te verlaten te geven, tenzij een meer voordelige bepaling uit een hogere rechtsnorm zich daartegen zou verzetten.
 
De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen dient zich als annulatierechter enkel uit te spreken over de rechtsregels waarvan de schending voor hem wordt aangevoerd. Huidige verweerder heeft geen schending opgeworpen van een hogere norm dan artikel 7 van de vreemdelingenwet. Verweerder heeft enkel in zijn uiteenzetting van het moeilijk te herstellen ernstig nadeel gewezen op artikel 3 van het EVRM. Het moeilijk te herstellen ernstig nadeel enerzijds en een ernstig middel anderzijds betreffen echter twee cumulatief opgelegde doch onderscheiden grondvoorwaarden om de schorsing van de tenuitvoerlegging te kunnen bevelen. De verwijzing naar een verdragsrechtelijke bepaling in de uiteenzetting van het moeilijk te herstellen ernstig nadeel volstaat niet om een aangevochten beslissing in het kader van een beroep tot nietigverklaring aan die bepaling te toetsen.
 
In het bestreden arrest is geen sprake van een schending van een rechtsnorm die boven artikel 7, eerste lid, 1°, van de vreemdelingenwet staat, zodat wel degelijk een gebonden bevoegdheid bestaat in hoofde van de staatssecretaris of diens gemachtigde om, zelfs na een gebeurlijke vernietiging van het aanvankelijk bestreden bevel, een nieuwe beslissing houdende bevel om het grondgebied te verlaten te nemen. Derhalve kon de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen niet op wettige wijze het door artikel 39/56 van de vreemdelingenwet vereiste belang aanvaarden om tot vernietiging van het aanvankelijk bestreden bevel over te gaan.