Raad van State - 233.022 - 25-11-2015

Samenvatting

De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen verwijst in het bestreden arrest naar de aanvankelijk bestreden beslissing waarin wordt vastgesteld dat “de Belgische onderdaan een werkloosheidsuitkering krijgt en niet bewijst dat zij actief op zoek is naar werk”. Op grond van artikel 40ter, tweede lid, 3°, van de vreemdelingenwet kan de werkloosheidsuitkering van verzoekers Belgische partner dus niet in aanmerking worden genomen bij de bestaansmiddelen. In het bestreden arrest of de aanvankelijk bestreden beslissing worden geen andere bestaansmiddelen vermeld. Bij gebrek aan stabiele en regelmatige bestaansmiddelen in de zin van de voornoemde bepaling, is er geen sprake van dergelijke bestaansmiddelen die lager zijn dan het in diezelfde bepaling bedoelde referentiebedrag en diende de verwerende partij dan ook niet over te gaan tot de in artikel 42, § 1, van de vreemdelingenwet bedoelde behoefteanalyse. Door in die omstandigheden te oordelen dat de verwerende partij onzorgvuldig heeft gehandeld omdat zij geen behoefteanalyse heeft uitgevoerd, heeft de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen artikel 42, § 1, van de vreemdelingenwet geschonden.