Raad van State - 235.265 - 28-06-2016

Samenvatting

Over een goed beschikken, veronderstelt dat men het ter zijn beschikking heeft, het bezit en ermee kan doen wat men wilt. Artikel 221 van het Burgerlijk Wetboek beperkt zich er toe elke echtgenoot te verplichten om bij te dragen aan de lasten van het huwelijk, maar voorziet niet dat de inkomsten van de ene echtgenoot ook van de andere zijn en dat hij deze inkomsten ter beschikking heeft. Het feit dat een echtgenoot voordeel haalt uit de bijdrage van de andere aan de lasten van het huwelijk, impliceert niet dat elke echtgenoot de inkomsten van de andere echtgenoot bezit.
 
Het feit dat artikel 221 van het Burgerlijk Wetboek voorziet dat de familierechtbank moet worden ingeschakeld om de inkomsten van zijn echtgenoot te beheren, wanneer een van de echtgenoten zijn verplichtingen niet nakomt, toont aan dat elke echtgenoot niet over de inkomsten van de andere beschikt. 
 
Door te stellen dat de Belgische onderdaan op basis van artikel 221 van het Burgerlijk Wetboek beschikt over de inkomsten van zijn vreemde echtgenoot en dat de verzoekende partij hiermee rekening moet houden bij de beoordeling van de bestaansmiddelenvoorwaarde in zijn beslissing in het kader van artikel 40ter, al. 2 van de vreemdelingenwet, schendt het bestreden arrest artikel 40ter, al. 2 van de Vreemdelingenwet.