Raad van State - 253.374 - 28-03-2022

Samenvatting

Artikel 74/13 van de vreemdelingenwet bepaalt enkel dat rekening wordt gehouden met het hoger belang van het kind, het gezins- en familieleven en de gezondheidstoestand van het kind doch houdt geen bijzondere motiveringsplicht in. In de uitoefening van zijn wettigheidscontrole vermag de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen zich dan ook niet te beperken tot de uitdrukkelijke motieven dienaangaande, of het ontbreken daarvan, in de bij hem aangevochten beslissing. Derhalve kan niet worden besloten tot de onwettigheid van een bevel om het grondgebied te verlaten, enkel op grond van het ontbreken van uitdrukkelijke motieven in dat bevel over de door artikel 74/13 van de vreemdelingenwet vereiste belangenafweging en zonder rekening te houden met andere elementen uit het dossier waaruit die belangenafweging kan blijken.
 
Al overweegt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen in het bestreden arrest eerst “dat, om de volle werking van het Unierecht – in het bijzonder de doeltreffende rechtsbescherming van de derdelander tegen een bevel om het grondgebied te verlaten – te garanderen, de motieven die er blijk van geven dat rekening werd gehouden met het hoger belang van het kind, het gezins- en familieleven en de gezondheidstoestand van de betrokkene, in dat bevel moeten worden opgenomen”, hij besluit niet tot een schending van formelemotiveringsplicht van artikel 74/13 van de vreemdelingenwet (dat inderdaad geen bijzondere motiveringsplicht oplegt) doch slechts van de formelemotiveringsplicht “in het licht van” dit laatste artikel.