Raad van State - 236.561 - 29-11-2016

Samenvatting

Bij de behandeling van de vraag om toekenning van de subsidiaire beschermingsstatus in punt 2.3.3 van het bestreden arrest verwijst de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen naar “een update van 26 september 2014”, gevoegd bij de verweernota. Deze update wordt in dat punt van het bestreden arrest concreet behandeld met verwijzing naar onder meer de sterke toename van het aantal aanslagen in Kabul “in de maanden juli en augustus 2014” en een opmerking welke doelwitten de AGE’s “sinds begin 2014” viseren. De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen stelt dat de verwerende partij “hieruit” terecht kon besluiten dat er voor burgers in de hoofdstad Kabul actueel geen reëel risico op ernstige schade bestaat in de zin van artikel 48/4, § 2, c), van de vreemdelingenwet. Vermits in het bestreden arrest enkel wordt verwezen naar de “update van 26 september 2014” en naar de situatie in 2014, blijkt geenszins dat verzoekers bijkomende nota van 20 mei 2015 en de daarbij gevoegde stukken uit mei 2015 in de beoordeling zijn betrokken. Hetzelfde geldt overigens voor de aanvullende nota van de verwerende partij met een update van januari 2015. Aan de voormelde tekortkoming in het bestreden arrest wordt geen afbreuk gedaan door de algemene beoordeling dat “de verschillende internetartikels waaruit verzoeker citeert […] immers hetzij geen betrekking [hebben] op de veiligheidssituatie in de stad Kabul (eerder op de provincie Paktia of in Afghanistan in het algemeen), hetzij dat zij erop wijzen dat het geweld van de taliban vooral gericht is op specifieke doelwitten, waarbij de internationale aanwezigheid en Afghaanse autoriteiten worden geviseerd, wat eveneens blijkt uit de analyse van de commissaris-generaal”. Met deze beoordeling worden vrijwel letterlijk de bewoordingen overgenomen uit de op 7 januari 2015 ingediende nota van de verwerende partij.
Het blijkt derhalve niet dat de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen verzoekers ter terechtzitting van 20 mei 2015 overgelegde bijkomende nota en stukken, zowel een kopie van zijn klacht uit 2009 als internetartikels uit mei 2015, in zijn beoordeling heeft betrokken. De in het bestreden arrest gegeven motieven vormen dan ook geen antwoord op verzoekers bijkomende nota en stukken.