Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 269.336 - 3-03-2022

Samenvatting

De intrekking van verzoekers’ subsidiaire beschermingsstatus wegens strafrechtelijke feiten gepleegd houdt een einde van zijn verblijf in. Een nieuw verzoek om internationale bescherming wordt geweigerd. Verzoeker probeert vervolgens het Rijk binnen te komen via een aanvraag tot verblijfsmachtiging (artikel 9bis Vw). Verweerder gaf echter te kennen dat er geen verblijfsmachtiging kan worden toegestaan omdat verzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstige inbreuk tegen de openbare orde.
Bij zijn beoordeling om verzoeker langer dan drie maanden in het Rijk te laten verblijven, beschikt verwerende partij over een ruime appreciatiebevoegdheid. In casu hield verweerder rekening met het gedrag van verzoeker dat een werkelijk, actueel en voldoende ernstig gevaar vormt voor de openbare orde.
De Raad brengt in herinnering dat de procedure van artikel 9bis Vw een gunstmaatregel is. Het bestuur kan een groter gewicht leggen op de inbreuken op de openbare orde dan op de integratie, het lang verblijf en de belangen van verzoeker. Voorts ligt de bewijslast volledig bij de aanvrager, die voorafgaand aan de bestreden beslissing de specifieke kenmerken van zijn situatie dient kenbaar te maken en te verduidelijken. In casu kreeg verzoeker de kans om de nodige stukken voor te leggen en is er dus, in tegenstelling tot wat verzoeker beweert, geen schending van het hoorrecht. Het al dan niet toekennen van een verblijfsmachtiging valt bovendien volledig binnen de discretionaire bevoegdheid van verweerder, die verzoeker geenszins op voorhand in kennis moet stellen van de redenen waarom hij tot een dergelijke vaststelling is gekomen.
In onderhavig geval is er sprake van een wederkerige zorgvuldigheidsverplichting. Verzoeker dient namelijk in zijn aanvraag klaar en duidelijk te vermelden welke de buitengewone omstandigheden zijn die hem verhinderen zijn aanvraag bij de diplomatieke dienst in het buitenland in te dienen. De verwerende partij van zijn kant mag slechts een beslissing nemen na een behoorlijk onderzoek van de zaak en met kennis van alle relevante gegevens.
Verweerder kan wel degelijk, op grond van zijn ruime discretionaire bevoegdheid, oordelen dat aan verzoeker om reden van de strafrechtelijke veroordeling en inbreuk tegen de openbare orde geen gunstige regeling zoals een verblijfsmachtiging kan worden toegestaan.
Tenslotte is er geen schending van artikel 8 EVRM en evenmin van het proportionaliteitsbeginsel want verzoeker maakt het niet aannemelijk dat zijn gezin hem niet kan vervoegen in het buitenland.