Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 232.297 - 6-02-2020

Samenvatting

Uit de bestreden beslissing blijkt dat de verwerende partij haar beslissing grotendeels op deze Family Assessment heeft gestoeld. De verzoekende partij wijst er in haar verzoekschrift op dat er niet blijkt dat er daadwerkelijk onderzocht is geweest of er garanties zijn qua opvang en tenlasteneming in haar land van herkomst. Zij wijst erop dat in artikel 74/16 van de Vreemdelingenwet wordt gesteld dat de gemachtigde van de minister zich ervan moet vergewissen dat de gezinssituatie van die aard is dat de verzoekende partij er opnieuw in kan worden opgenomen, en dat een terugkeer naar de ouders wenselijk en opportuun is in het licht van de capaciteit van het gezin om het kind te ondersteunen, op te voeden en te beschermen. De verzoekende partij betoogt dat in de aanvraag reeds duidelijk wordt gesteld dat zij een slachtoffer is van intrafamiliaal geweld door haar vader. Zij stelt dan ook dat een eenmalig bezoek door een medewerker van de Belgische ambassade aan haar ouderlijk huis, waar deze persoon een gezamenlijk gesprek heeft gevoerd met haar ouders, onvoldoende is om na te gaan of zij daadwerkelijk beschermd zal worden bij een terugkeer naar haar land van herkomst.
 
De Raad stelt vast dat de voogd van de verzoekende partij in reactie op het schrijven van 7 mei 2019 drie mails met bijkomende informatie heeft verstuurd naar de verwerende partij. Dit blijkt ook uit de bestreden beslissing waarin het volgende wordt vermeld: “Op 14/05/2019 mochten wij van de voogd een eerste reactie ontvangen op deze resultaten. Hier werd gemeld dat [C.] haar verwondingen aan de pols zou laten vaststellen door een arts. Een 2de reactie volgde op 15/05/2019 met referenties uit 'het Country Report on Human Rights practices 2018' die de advocaat bezorgde aan de voogd. Een 3de mail volgde op 19/05/2019 waarin de voogd liet weten dat ze ons bankafschriften zou bezorgen die aantonen dat de oom uit België structureel geld overmaakt aan de ouders van [C.] en op 11/06/2019 werd ons een medisch attest bezorgd met betrekking tot de brandwonde aan de pols.”
 
Aldus werd de verwerende partij voor het nemen van de bestreden beslissing op de hoogte gesteld van een internationaal rapport waarin wordt ingegaan op intrafamiliaal geweld in Marokko. Er blijkt echter geenszins dat hiermee terdege rekening werd gehouden. In de bestreden beslissing wordt immers enkel gesteld dat de verklaringen van de verzoekende partij omtrent het intrafamiliaal geweld enkel verklaringen zijn die niet ondersteund worden. Het medisch getuigschrift aangaande haar litteken door een brandwonde wordt niet aanvaard wegens het gesolliciteerd karakter van dit stuk. Daarnaast wordt er gesteld dat “'wat het intrafamiliaal geweld betreft hiervoor bestaan er instanties zoals het hof van de familie of in geval van agressie, de procureur des Konings In de Marokkaanse wet zijn de rechten van minderjarigen goed beschermd". Er dient opgemerkt te worden dat deze beoordeling letterlijk wordt overgenomen uit de Family Assessment, doch dat hierbij niet wordt verwezen naar enige bron. Gelet op het feit dat de verzoekende partij voor het nemen van de bestreden beslissing de verwerende partij op de hoogte had gesteld van meerdere recente internationale rapporten waarin wordt gesteld dat er nog vele pijnpunten bestaan inzake het bestrijden en straffen van intrafamiliaal geweld in Marokko, kan dergelijk motivering niet volstaan.
 
Verder kan de Raad de verzoekende partij ook volgen in haar betoog dat in casu het onderzoek werd beperkt tot de socio-economische situatie van het gezin in Marokko, in plaats van ook een afdoende onderzoek te voeren naar het gevaar op intrafamiliaal geweld. Uit de aanvraag, alsook uit het interview met de verzoekende partij, blijkt geenszins dat de verzoekende partij haar gezin heeft verlaten omwille van socio-economische redenen. De verzoekende partij heeft consequent verklaard dat zij Marokko heeft verlaten omwille van intrafamiliaal geweld. Uit de Family Assessment blijkt echter niet dat hiermee afdoende rekening werd gehouden. Zo wordt er enkel vermeld dat er de mogelijkheid bestaat om zich te wenden tot de Marokkaanse instanties, zonder dat hierbij rekening wordt gehouden met de mogelijke pijnpunten, zoals wordt uiteengezet in meerdere internationale rapporten (zie supra). Uit het administratief dossier blijkt niet dat de ouders van de verzoekende partij hierover ondervraagd zijn geweest. Meer zelfs, uit de verklaringen van de verzoekende partij blijkt dat de moeder van de verzoekende partij eveneens een slachtoffer is van intrafamiliaal geweld door haar echtgenoot, doch worden de ouders van de verzoekende partij samen geïnterviewd. Bovendien wordt in de Family Assessment zelf gewag gemaakt van het feit dat de vader van de verzoekende partij zichtbaar geënerveerd was tijdens het bezoek van de werknemer van de Belgische ambassade en zich vijandig opstelde. De Raad kan de verzoekende partij dan ook volgen in haar kritiek op het gevoerde onderzoek. Dergelijk onderzoek, alsook de motivering die op dit onderzoek gestoeld is, komt niet zorgvuldig over.
 
De verzoekende partij wijst er verder op dat zij in de aanvraag heeft verklaard dat zij niet meer naar school mocht gaan van haar vader. In de bestreden beslissing wordt hierover niet gemotiveerd. Uit het administratief dossier blijkt dat in de Family Assessment het volgende wordt gesteld: “De school ligt op 100 meter van de woning en is gratis. [C.] kan op elk moment haar school terug hernemen, een van de ouders moet enkel toestemming vragen aan de school.” De verzoekende partij stelt in het verzoekschrift dat hieruit niet blijkt dat zij school zal kunnen volgen in Marokko, daar haar vader dit haar ook al eerder heeft verboden. Er blijkt uit het administratief dossier niet dat er omtrent de (toekomstige) scholing van de verzoekende partij enige vraag werd gesteld aan de ouders van de verzoekende partij.
 
Gelet op voorgaande vaststellingen stelt de Raad, in navolging van de verzoekende partij, vast dat het gevoerde onderzoek naar een duurzame oplossing zich heeft gestoeld op de socio-economische situatie van het gezin in Marokko, terwijl de verzoekende partij nooit heeft aangegeven dat zij omwille van deze situatie Marokko heeft verlaten. Het gevoerde onderzoek en de motieven in de bestreden beslissing in het kader van het intrafamiliaal geweld kunnen niet als afdoende worden beschouwd, gelet op de informatie die door de verzoekende partij werd verschaft voor het nemen van de bestreden beslissing. Het komt ook niet aan de Raad toe om dergelijk onderzoek zelf te voeren. Hierdoor blijkt niet dat er voldoende garanties voorliggen dat de verzoekende partij in Marokko adequate opvang en tenlasteneming zal hebben of dat een terugkeer naar Marokko wenselijk en opportuun is in het licht van de capaciteit van het gezin om het kind te ondersteunen, op te voeden en te beschermen, zoals wordt vereist in artikel 74/16 van de Vreemdelingenwet.