Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 261.780 - 7-10-2021

Samenvatting

In casu is de Raad van oordeel dat de gemachtigde louter op stereotiepe wijze is overgegaan tot een belangenafweging. De gemachtigde heeft de belangenafweging nauwelijks toegepast op de concrete zaak en louter gewezen op het tijdelijk karakter van de verwijdering, hetgeen geen ernstig en moeilijk te herstellen nadeel met zich zou meebrengen. Hij wijst ook op het feit dat een terugkeer naar het herkomstland of het land waar hij een verblijfsrecht heeft om een verblijfsmachtiging aan te vragen niet in disproportionaliteit staat ten aanzien van het recht op gezinsleven. Verder stelt hij dat verzoeker tijdens zijn afwezigheid contact kan houden via diverse moderne communicatiemiddelen. Ook al kan in bepaalde gevallen deze stereotiepe afweging volstaan, en volgt de Raad dat artikel 8 van het EVRM geen vrijgeleide is om de bepalingen van de Vreemdelingenwet naast zich neer te leggen, moet de belangenafweging alle door de gemachtigde gekende relevante feiten en omstandigheden in de afweging betrekken. Dit kan in casu niet aangenomen worden. Zoals verzoeker voorhoudt, kan de Raad niet volgen dat een gezinsleven kan onderhouden worden via diverse moderne communicatiemiddelen met kinderen van respectievelijk 6, 4,5 en 3 jaar. Waar dit tijdelijk wel kan aanvaard worden tussen partners, volgt de Raad verzoeker dat een dergelijke situatie niet strookt met wat men kan verstaan onder een gezinsleven met zijn minderjarige kinderen.
 
Een schending van artikel 8 van het EVRM wordt in de aangegeven mate aangenomen.
 
In de nota met opmerkingen haalt verweerder aan dat een verzoeker, die zich beroept op het bestaan van een beschermenswaardige relatie ten aanzien van het bestuur moet aannemelijk maken dat hij een feitelijk gezin vormt met een Belg of een vreemdeling met legaal verblijf in België. Er moet sprake zijn van een effectief beleefde gezinssituatie en van een voldoende hechte relatie tussen de vreemdeling en zijn familie. In casu heeft de Raad supra aangegeven dat verzoeker dit inderdaad aannemelijk heeft gemaakt. Verder citeert verweerder uit een arrest van de Raad waarin werd gesteld dat moderne communicatiemiddelen verzoeker in staat stellen om tijdens de scheiding in nauw contact te blijven met zijn partner en de banden met haar verder te onderhouden. De Raad heeft supra inderdaad aangenomen dat dit doorgaans tussen partners kan aangenomen worden. In casu ligt evenwel een dossier voor waarbij verzoeker vader is van 3 kleine minderjarige kinderen die legaal in België verblijven en waarvan het biologisch en wettelijk vaderschap vast staat. Ten overvloede blijkt verzoeker ook nog in procedure in België verwikkeld teneinde het wettelijk vaderschap ten aanzien van een vierde kind te laten vaststellen. Communicatie via moderne communicatiemiddelen met kleine kinderen kan bezwaarlijk aangenomen worden als een gezinsleven tussen ouder en kind.