Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 206.686 - 11-07-2018

Samenvatting

De Raad stelt vast dat verzoekers niet betwisten dat de arts-adviseur de beschikbaarheid van topiramaat en van equivalenten heeft onderzocht, maar een attest hebben gevoegd van de behandelende Wit-Russische kinderneuroloog die in detail heeft verklaard hoe de behandeling met andere medicijnen dan Topamax niet adequaat was en soms zelfs aanleiding gaf tot een verhoging van de aanvallen. Deze neuroloog stelt uitdrukkelijk dat enkel Topamax een adequate behandeling inhield in het geval van dit kind. De arts-adviseur is op dit duidelijk standpunt niet ingegaan. Een onvolledige of partiële lezing van dit attest door de arts-adviseur blijkt. Verweerder kan worden gevolgd dat in principe uit artikel 9ter van de Vreemdelingenwet in geen geval kan afgeleid worden dat men de beschikbaarheid zou moeten onderzoeken van exact hetzelfde medicijn of dat het onderzoek naar het actief bestanddeel in een generisch geneesmiddel niet zou volstaan. De arts-adviseur is inderdaad volledig vrij te beslissen dat een medicijn kan vervangen worden door een ander. Echter, artikel 9ter, § 1, eerste lid van de Vreemdelingenwet verwijst wel degelijk naar een “adequate” behandeling, ook de arts-adviseur concludeert in haar advies dat er een “adequate” opvolging en behandeling moet zijn om het reëel risico voor het leven of de fysieke integriteit te vermijden. Als thans in dit uitzonderlijk dossier een attest voorligt van de behandelende kinderneuroloog van Wit-Rusland, die op gedetailleerde wijze uitlegt waarom volgens haar in de specifieke situatie van N. geen equivalenten een adequate behandeling kunnen bieden, dan kon de arts-adviseur niet volstaan met de eenvoudige vaststelling dat topiramaat en equivalenten beschikbaar zijn. Hieruit kunnen verzoekers niet begrijpen waarom met de vaststellingen van hun behandelende neuroloog geen rekening kan worden gehouden.
 
De Raad wijst dienaangaande eveneens op de rechtspraak van de Raad van State die stelt dat “de beoordelingsvrijheid van de ambtenaar-geneesheer, [waarnaar verweerder in de nota verwijst], niet betekent dat diens vaststellingen steeds volstaan als motieven voor een beslissing tot weigering van verblijf op grond van artikel 9ter van de Vreemdelingenwet.” Ook al is de ambtenaar-geneesheer als enige bevoegd voor de beoordeling van de in het medisch getuigschrift vermelde ziekte, haar graad van ernst en de noodzakelijk geachte behandeling, toch “[doet] deze beoordelingsvrijheid bij het geven van zijn advies geen afbreuk aan het feit dat administratieve beslissingen afdoende gemotiveerd moeten zijn, hetgeen onder meer inhoudt dat de rechtsonderhorige moet kunnen nagaan op welke gronden de hem aanbelangende beslissing is gesteund en waarom de door hem aangevoerde concrete en pertinente argumenten, zoals medische verslagen van geneesheren-specialisten […], niet worden aanvaard (RvS 18 september 2013, nr. 224.723).