Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 218.198 - 14-03-2019

Samenvatting

De verzoeker gaat in zijn betoog volledig voorbij aan de duidelijke bekommernis van de gemachtigde dat de eenheid van het gezin wordt gevrijwaard bij een terugkeer naar de vorige lidstaat van verblijf, Italië. De verzoeker voert immers enkel aan dat er geen rekening werd gehouden met het belang van de kinderen bij het voortzetten en afmaken van het lopende schooljaar in het buitengewoon onderwijs. Het hoger belang van de kinderen valt echter niet louter samen met het recht op onderwijs van de kinderen. Bovendien gaat de verplichting om de belangen van de kinderen te betrekken in beslissingen die hen rechtstreeks dan wel onrechtstreeks aanbelangen, niet zover dat de betrokken vreemdelingen en hun kinderen niet meer zouden mogen worden bevolen om het grondgebied te verlaten. Hoewel het belang van het kind een primordiaal karakter heeft, heeft het immers nog geen absoluut karakter. Bij de afweging van de verschillende op het spel staande belangen, neemt het belang van het kind een bijzondere plaats in, doch deze bijzondere plaats maakt het niet mogelijk om niet eveneens rekening te houden met de belangen van de andere in het geding zijnde partijen (GH nr. 30/2013, 7 maart 2013, B.10).
 
In de mate dat het welzijn van verzoekers kinderen ook hun recht op onderwijs omvat, merkt de Raad op dat de verantwoordelijkheid voor het welzijn van de kinderen in de eerste plaats bij de ouders ligt. Het thans bestreden bevel gebiedt de verzoeker enkel om, samen met zijn gezinsleden die tevens een bevel hebben gekregen, het grondgebied te verlaten. Deze beslissing werd bovendien getroffen op 7 augustus 2018, dit is dus gedurende de Belgische vakantiemaanden. De verzoeker kan dan ook niet ernstig voorhouden dat het bestreden bevel om het grondgebied te verlaten het voorzetten van enig lopend schooljaar zou verhinderen. Er valt evenmin in te zien waarom de gemachtigde, wanneer hij in de vakantiemaanden ten aanzien van een gezin met minderjarige kinderen bevelen om het grondgebied te verlaten afgeeft, zou moeten nagaan wat de impact is van de verwijderingsmaatregel(en) op het beëindigen of onderbreken van het schooljaar (quod non) en wat de impact is van een dergelijke onderbreking (quod non) op het lopende schooltraject.
 
De verzoeker en zijn gezin kunnen zodoende terugkeren naar Italië, waar zij als langdurige ingezetenen vrij kunnen inreizen en verblijven. Het komt dan ook aan de ouders toe om het nodige te doen teneinde de scholing van hun kinderen in Italië verder te zetten. Bovendien toont de verzoeker op geen enkele wijze aan dat er in Italië geen geschikt onderwijsaanbod voor zijn kinderen voorhanden is. De verzoeker maakt derhalve geheel niet aannemelijk dat de thans bestreden beslissing het recht op onderwijs van zijn kinderen in het gedrang zou brengen.