Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 240.814 - 14-09-2020

Samenvatting

Hoewel de medische regularisatieaanvraag duidelijk dateert van na het treffen van de bestreden beslissing en de verwerende partij hier geen rekening mee kon houden, kan de Raad er evenwel niet aan voorbijgaan dat in het administratief dossier al diverse medische stukken aanwezig waren die gewag maakten van een ernstige mentale gezondheidsproblematiek in hoofde van verzoekende partij. Om die reden hebben de Belgische autoriteiten trouwens ook beslist om het verzoek tot internationale bescherming toch in België te behandelen en verzoekende partij niet over te dragen aan Polen. In de gegeven omstandigheden ziet de Raad niet in hoe de verwerende partij op zorgvuldige wijze tot het besluit kon komen dat “Via zijn advocaat legde betrokkene enkele medische attesten neer in verband met mentale problemen. De daarin aangehaalde elementen zijn echter niet van die aard dat ze een verwijdering in de weg staan. Indien betrokkene omwille van medische redenen in de onmogelijkheid verkeert om te reizen, komt het hem toe om de DVZ hiervan op de hoogte te stellen.” Zoals duidelijk blijkt bevonden zich in het administratief dossier voor het treffen van de bestreden beslissing reeds diverse indicaties inzake de mentale gezondheidstoestand van verzoekende partij en het feit dat zij daarvoor in psychologische en psychiatrische opvolging was alsook dat zij medicatie kreeg toegediend. In die optiek is het geenszins zorgvuldig van de verwerende partij te stellen dat de in de medische attesten aangehaalde elementen niet van die aard zijn dat zij een verwijdering in de weg staan nu geenszins blijkt op wat de verwerende partij zich juist ent om tot deze bevinding te komen. Er blijkt hieruit niet of de verwerende partij wel alle medische gegevens in ogenschouw heeft genomen, zoals het feit dat verzoekende partij wel degelijk in medische behandeling is. Indien de verzoekende partij de mogelijkheid was geboden om verdere toelichting te geven over haar medische situatie, dan had zij de verwerende partij ook op de hoogte kunnen brengen van het psychiatrisch attest van 6 juli 2019 en het standaard medisch getuigschrift van 6 februari 2020 waarin geattesteerd wordt waarom een terugkeer tegenaangewezen is. Ondanks de diverse indicaties in het administratief dossier inzake de mentale toestand van verzoekende partij heeft de verwerende partij zich vergenoegd met de loutere stelling dat niet blijkt dat dit een verwijdering in de weg staat, zonder evenwel te verduidelijken waarom zij die mening is toegedaan.
 
In de nota met opmerkingen repliceert de verwerende partij dat de medische regularisatieaanvraag pas werd ingediend na het treffen van de bestreden beslissing en verwijst zij verder naar de beoordeling zoals die naar voren komt uit de hoger geciteerde synthesenota.
 
Zoals blijkt uit de bespreking hoger erkent de Raad dat de medische regularisatieaanvraag pas werd ingediend na het treffen van de bestreden beslissing en dat de verwerende partij hier dan ook uiteraard geen rekening mee kon houden maar wijst hij erop dat, gelet op de reeds voorgelegde medische stukken, de verwerende partij met haar beoordeling geen blijk heeft gegeven van een zorgvuldig onderzoek.