Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 269.793 - 15-03-2022

Samenvatting

Verzoeker, een man met Marokkaanse nationaliteit, kreeg in België meermaals het bevel om het grondgebied te verlaten. Hij dient als familielid van een Unieburger, met name zijn Belgische wettelijk samenwonende partner, een verblijfsaanvraag in. Verweerder tracht een einde te stellen aan verzoeker zijn F-kaart door een beslissing te nemen tot beëindiging van zijn verblijf van meer dan drie maanden met een bevel om het grondgebied te verlaten.
 
Verweerder motiveert zijn beslissing door te stellen dat er geen sprake is van een gezinscel doordat verzoekende partij en zijn partner feitelijk niet meer samenwonen. Er is met andere woorden geen minimum aan relatie. Dit gebrek aan gezamenlijke vestiging wettigt verweerder om een einde te maken aan het verblijfsrecht van verzoeker. Bovendien wijst verweerder erop dat verzoeker geen gebruik heeft gemaakt van zijn hoorrecht. Verzoeker kan zich tevens niet op de uitzonderingsgrond beroepen omdat hij, ondanks het feit dat hij minstens drie jaar wettelijk samenwoonde waarvan één jaar in België, niet voldoet aan de cumulatieve bestaansmiddelenvoorwaarde.
 
Om onder de uitzonderingsrond te vallen en om aldus het verblijfsrecht niet te verliezen dient verzoeker aan twee voorwaarden te voldoen. Het wordt niet betwist dat hij gedurende drie jaar wettelijk samenwoonde met zijn Belgische partner waarvan één jaar in het Rijk, zodat de Raad kan besluiten dat aan die voorwaarde is voldaan. Wat betreft de tweede voorwaarde, de bestaansmiddelenvoorwaarde, verschillen verzoeker en verweerder over het feit of verzoeker al dan niet tewerkgesteld is. Feit is dat verzoeker niet is ingegaan op de aangetekende zending van verweerder om zijn individuele situatie toe te lichten. Aan de andere kant is er een sterke aanwijzing vanuit het administratief dossier dat er sprake was van tewerkstelling in hoofde van verzoeker. Volgens de Raad had verweerder heel gemakkelijk via andere kanalen dan een aangetekende zending kunnen achterhalen of er sprake is van tewerkstelling. De Raad oordeelt dat verwerende partij is tekort gekomen in zijn zorgvuldigheidsplicht.