Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 215.224 - 16-01-2019

Samenvatting

Ter terechtzitting wordt verwerende partij gevraagd op welke wijze de verzoekers om internationale bescherming afkomstig uit de Gaza in het recente verleden werden beoordeeld toen de grens in Rafah nog gesloten was - dit in tegenstelling tot de inhoud van onderhavige bestreden beslissing waarbij van een openstelling van deze grens gewag wordt gemaakt. Verwerende partij stelt dat in het verleden aanvankelijk enkel de UNRWA-geregistreerden, maar al snel gevolgd door alle andere personen die konden aantonen effectief van de Gaza afkomstig te zijn, bij een situatie van grenssluiting een internationale beschermingsstatus werden toegekend. Het vaststaan van deze afkomst en het gegeven van het gesloten zijn van deze grens volstonden teneinde een dergelijke status toe te kennen.
 
Eveneens gevraagd naar de huidige toestand van de grensovergang in Rafah bevestigt verwerende partij de informatie van de BBC neergelegd door verzoekende partij dat deze grens sedert 6 januari 2019 opnieuw gesloten is.
 
Vermits verwerende partij het in onderhavige bestreden beslissing gedurende anderhalve pagina nodig acht te benadrukken dat deze grens werd opengesteld en in een uitermate verkrampte poging tracht aan te tonen hoe veilig het wel is om vanuit Cairo Rafah onder escorte van de Egyptische veiligheidsdiensten te bereiken - toegegeven dat deze veiligheidstroepen het doelwit vormen van extremistische groeperingen - kan de Raad enkel vaststellen dat het al dan niet open zijn en de toegankelijkheid van deze grensovergang nog steeds een uitermate wezenlijk element uitmaakt in de beoordeling van het toekennen van een internationale beschermingsstatus.
 
Daarenboven blijkt uit het door de verzoekende partij neergelegd internetartikel van de BBC dat de beslissing tot het opnieuw sluiten van de grens te Rafah is ingegeven door de hoogoplopende spanningen tussen Fatah en Hamas.
 
De Raad is van oordeel dat de recent fundamenteel gewijzigde toestand betreffende de situatie aan de grensovergang samen gelezen met het sterk gewijzigde spanningsniveau tussen de agerende actoren in de regio een diepgaand onderzoek vergen naar de correcte impact op het beoordelen van de internationale beschermingsstatus van Gazanen.
 
Gezien de Raad de nodige onderzoeksbevoegdheid ontbeert, ontbreekt het de Raad derhalve aan essentiële elementen om te komen tot de in artikel 39/2, § 1, tweede lid, 1° van de Vreemdelingenwet bedoelde bevestiging of hervorming zonder aanvullende onderzoeksmaatregelen te moeten bevelen. Bijgevolg dient de bestreden beslissing overeenkomstig artikel 39/2, § 1, tweede lid, 2° van de Vreemdelingenwet te worden vernietigd.