Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 239.884 - 19-08-2020

Samenvatting

Op 2 maart 2020 nam de gemachtigde van de bevoegde minister een beslissing tot intrekking van het verblijf van de moeder van verzoeker. Bij arrest met nummer 239 883 van 19 augustus 2020 verwierp de Raad de vordering tot schorsing en het beroep tot nietigverklaring van deze beslissing.
 
Verzoeker kan worden gevolgd waar hij benadrukt dat hij op het ogenblik van de visumaanvraag minderjarig was. Daarenboven was verzoeker ook op het ogenblik van het overlijden van zijn vader, de goedkeuring van de visumaanvraag en op het ogenblik van de aankomst in België minderjarig. Hij kwam samen met zijn moeder en zijn twee minderjarige zussen naar België. De Raad kan verzoeker volgen dat de gemachtigde van de bevoegde minister de intentionele component van fraus omnia corrumpit in hoofde van verzoeker niet heeft aangetoond nu verzoeker op het ogenblik van de visumaanvraag, het overlijden van zijn vader, de goedkeuring van de visumaanvraag en zijn aankomst in België minderjarig was.
 
Volgens vaststaande rechtspraak kan het algemeen rechtsbeginsel ‘fraus omnia corrumpit” immers slechts worden tegengeworpen aan de dader of de medeplichtige aan de fraude (RvS 20 november 2012, nr. 221.430). In de thans bestreden beslissing heeft de gemachtigde van de bevoegde minister niet gesteld dat verzoeker zelf bij zijn aanvraag om gezinshereniging fraude heeft gepleegd, dan wel dat hij medeplichtig zou zijn aan de fraude die zijn moeder heeft gepleegd teneinde een visum gezinshereniging te verkrijgen. In de bestreden beslissing wordt eerst uiteengezet dat verzoekers moeder een visumaanvraag indiende voor zichzelf en de drie kinderen en wordt vervolgens vermeld dat “Betrokkene (of toen zijn wettige vertegenwoordiger)” laattijdig een uittreksel uit de overlijdensakte van de vader/echtgenoot heeft voorgelegd. Gezien verzoeker op dat ogenblik (mei 2019) nog minderjarig was, moet aangenomen worden dat het hier enkel om zijn wettelijke vertegenwoordiger, met name zijn moeder, ging.
 
Een schending van de materiële motiveringsplicht in het licht van artikel 74/20 van de Vreemdelingenwet wordt aangetoond.