Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 273.049 - 20-05-2022

Samenvatting

Verzoekers aanvraag tot internationale bescherming werd afgewezen omdat er ernstige redenen waren om te veronderstellen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan handelingen welke in strijd zijn met de doelstellingen en beginselen van de Verenigde Naties (art. 1,F,c Vluchtelingenverdrag).
 
Verzoeker, van Turkse afkomst, ondersteunt de PKK en is actief in Koerdische organisaties in België en Nederland. Volgens verwerende partij heeft verzoeker deelgenomen aan de financiering van een activiteit van de PKK, die gewelddaden tegen burgers pleegde.
 
De Raad herhaalt dat de bewijslast rust op de verwerende partij. De verweerder moet aldus voldoende duidelijk en geloofwaardig bewijs leveren ter ondersteuning van zijn beweringen. De weigeringsbeslissing mag niet bij wijze van automatisme gebeuren maar dient voorafgegaan te zijn van een individueel onderzoek.
 
Artikel 1,F Vluchtelingenverdrag dient restrictief te worden geïnterpreteerd. Alleen die handelingen van terrorisme die zich onderscheiden door hun specifieke karakteristieken vallen onder de uitsluiting van artikel 1,F,c Vluchtelingenverdrag. Een correct gebruik van artikel 1,F,c Vluchtelingenverdrag impliceert een evaluatie van de impact van het terroristisch misdrijf op internationaal niveau. Het is niet zo dat omdat een bepaalde organisatie voorkomt op een lijst, dat het daarom noodzakelijk zou gaan om een terroristische organisatie. De Raad is dan ook van mening dat het in casu niet gaat om een terroristische organisatie. Er kan uit de informatie voorhanden niet worden afgeleid dat de PKK terroristische daden tegen burgers zou hebben gepleegd. Artikel 1,F,c is in onderhavig geval niet van toepassing.
 
De Raad merkt evenwel op dat er eventueel een herkwalificatie zou kunnen gebeuren naar artikel 1, F, a Vluchtelingenverdrag, hetgeen personen die een oorlogsmisdrijf pleegden uitsluit van de vluchtelingenstatus. In dat geval dient er onderzocht te worden of er in Turkije een gewapend conflict is, waarbij de PKK een partij is. Indien hier affirmatief op wordt geantwoord, dient er geverifieerd te worden of verzoeker individuele verantwoordelijkheid draagt bijvoorbeeld indien hij weet had van het feit dat de PKK partij was bij het conflict. De Raad besluit dat er onderzocht moet worden of er zwaarwegende redenen zijn die duiden op een oorlogsmisdrijf in de zin van artikel 1,F,a Vluchtelingenverdrag.