Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 1881 - 21-09-2007

Samenvatting

Uit de stukken van het administratief dossier blijkt dat verzoekster bij haar aanvraag tot vestiging een aanzienlijk aantal bewijsstukken heeft toegevoegd om aan te tonen dat ze wel degelijk ten laste was en is van haar Belgische zoon, namelijk documenten van Western Union die aantonen dat haar zoon haar geld stuurde, een verklaring op eer van haar zoon in verband met de geldstortingen, een bewijs van onvermogen in Rwanda, een overlijdensakte van haar partner, een verbintenis tot tenlasteneming ondertekend door haar zoon en loonfiches van de zoon die aantonen dat hij genoeg verdient. In tegenstelling tot wat in de bestreden beslissing staat blijken de stortingen wel van recente datum te zijn. De laatste storting dateert van 1 september 2005. Uit de aankomstverklaring van verzoekster blijkt dat zij op 26 september 2005 in België is aangekomen. De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen stelt vast dat uit deze documenten voldoende blijkt dat verzoekster ten laste is van haar Belgische zoon. Artikel 40, § 6 van de Vreemdelingenwet werd geschonden.