Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 7007 - 7-02-2008

Samenvatting

Te dezen is verzoekende partij op zondag 3 februari 2008 in kennis gesteld van de bestreden beslissing. Zij heeft pas op donderdag 7 februari 2008 om 04u19 met een faxbericht haar vordering ingeleid zonder daarin een uiteenzetting te geven van de feiten die de uiterst dringende noodzakelijkheid rechtvaardigen kunnen aantonen. Uit de gegevens van de zaak blijkt thans dat een repatriëring is voorzien op donderdag 7 februari 2008 om 10u40. De verzoekende partij zet niet uiteen waarom zij pas enerzijds op dinsdag 5 februari 2008 haar raadsman kon contacteren en anderzijds op donderdag 7 februari 2008 om 04u19 in de gelegenheid was om haar vordering in te leiden, te meer dat ze er vanuit kon en moest gaan dat een terugdrijving imminent zou zijn. Haar stilzwijgen moet hierover geïnterpreteerd worden als dat verzoekende partij zelf niet diligent is geweest. Indien verzoekende partij overigens andere bedoelingen zou hebben gehad, met name de Raad bewust in een situatie te sturen waardoor er, gelet op de geschapen tijdsnood, geen andere mogelijkheid zou zijn dan ofwel, zonder een grondig onderzoek van de zaak mogelijk te maken toch een schorsing uit te lokken, ofwel een schorsing de facto te zien tot stand komen, lijkt haar houding een misbruik van de procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid in te houden. Hieruit volgt dat de uiterst dringende noodzakelijkheid niet is aangetoond.