Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 9111 - 21-03-2008

Samenvatting

Er dient te worden vastgesteld dat artikel 9ter Vreemdelingenwet geen termijn voorziet waarbinnen de aanvragen om machtiging tot verblijf behandeld moeten worden. Tevens dient te worden opgemerkt dat elke aanvraag die overeenkomstig artikel 9ter van de Vreemdelingenwet wordt ingediend aan een nauwgezet en individueel onderzoek dient te worden onderworpen, zodat niet kan gesteld worden dat de redelijke termijnvereiste werd miskend indien de gemachtigde van de minister van Binnenlandse Zaken minder dan twee maanden nadat de aanvraag werd ingediend een beslissing nam. Er dient ook te worden benadrukt dat het bestuur de situatie in aanmerking dient te nemen zoals deze bestaat op het ogenblik van het nemen van een beslissing en verzoekster niet betwist dat haar asielverzoek bij arrest van 14 november 2007 werd afgewezen door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, zodat niet wordt aangetoond dat het in artikel 9ter, § 1, derde lid, van de Vreemdelingenwet voorziene uitzonderingssysteem, in casu, nog toepasselijk was.