Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 15.634 - 4-09-2008

Samenvatting

De Raad stelt vast dat uit de stukken van het administratieve dossier blijkt dat de Griekse overheden in het akkoord tot overname van betrokkene uitdrukkelijk bevestigen dat betrokkene een asielaanvraag kan indienen bij zijn terugkeer naar Griekenland. De gemachtigde van de Minister van Migratie- en Asielbeleid bevestigt eveneens in de bestreden beslissing dat de Griekse overheden tenminste vijf werkdagen vooraf in kennis zullen worden gesteld van de overdracht van betrokkene zodat aangepaste opvang kan worden voorzien. Verzoeker brengt een rapport van het UNHCR bij dat het gebrekkig functioneren van de asielprocedure en opvangmogelijkheden voor asielzoekers in Griekenland moet illustreren. Een verwijzing naar algemene rapporten volstaat niet, verzoeker laat immers na concrete elementen aan te brengen die het vermeende nadeel in zijn hoofde aannemelijk maken. Ook dient er op gewezen worden dat een daadwerkelijke rechtsbescherming niet afhangt van de zekerheid van een gunstige afloop voor de verzoeker en gerelateerd is aan het geheel van de door het interne recht geboden rechtsmiddelen. Tot slot dient er op gewezen worden dat het feit dat verzoeker onderworpen is aan de Griekse asielprocedure wat in zijn hoofde het moeilijk te herstellen ernstig nadeel uitmaakt, het gevolg is van zijn eigengereid handelen en niet het gevolg is van de bestreden beslissing. Het was immers verzoekers beslissing de Europese Unie te betreden via Griekenland.