Samenvatting
Volgens de Raad is het bewezen dat verzoekster op gerichte wijze bedreigd wordt op basis van haar toebehoren aan een specifieke familie en dit op basis van een ere- en gedragscode. Bijgevolg moet haar vrees geanalyseerd worden als een vrees om blootgesteld te worden aan vervolgingen op basis van het toebehoren aan een sociale groep, namelijk haar familie.