Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 18.597 - 10-11-2008

Samenvatting

Het zorgvuldigheidsbeginsel legt aan het bestuur de verplichting op om haar beslissingen op een zorgvuldige wijze voor te bereiden en te stoelen op een correcte feitenvinding (RvS 2 februari 2007, nr. 167.411; RvS 14 februari 2006, nr. 154.954). Het past in het kader van de procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid niet om de overvloedige documentatie en berichten betreffende asielaanvragen in Griekenland in detail op te sommen. Het volstaat alleen al te verwijzen naar de beslissingen van het Europese Hof voor de rechten van de mens van 22 oktober 2008 en 1 september 2008 waarbij aan België wordt gevraagd om de kandidaat-vluchtelingen niet te repatriëren naar Griekenland. Uit de bestreden beslissing blijkt niet dat de verwerende partij de haar toegestuurde documentatie, en de algemeen gekende toestand in Griekenland, heeft betrokken bij de voorbereiding van de bestreden beslissing. Aangezien geen enkel motief is gewijd aan de zorgwekkende situatie van Iraakse kandidaat-vluchtelingen in Griekenland, maakt verzoeker, op het eerste gezicht, aannemelijk dat de verwerende partij het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden.