Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 19.331 - 26-11-2008

Samenvatting

De Raad herinnert aan het belang dat zowel de communautaire wetgever, als het EVRM hecht aan de bescherming van het familieleven. De Raad herinnert eveneens aan het feit dat verwijdering in ieder geval een disproportionele maatregel en verboden is wanneer een derdelands onderdaan, echtgenoot van een EU-burger, in staat is zijn identiteit en echtelijke band te bewijzen en er geen elementen zijn die wijzen op een gevaar voor de openbare overheid, veiligheid of volksgezondheid. De verwerende partij blijft in gebreke uit te leggen waarom de vele documenten die door verzoekster werd overgemaakt, niet toelaten op voldoende wijze haar identiteit te bewijzen. Verzoekster was trouwens gekend bij de Belgische autoriteiten sinds 2000, datum waarop ze een asielaanvraag indiende. De beslissing van de verwerende partij is onvoldoende gemotiveerd op dit punt.