Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 23.208 - 19-02-2009

Samenvatting

De minister of zijn gemachtigde beschikken bij de beoordeling van de gronden om een verblijfsmachtiging toe te kennen op grond van artikel 9, derde lid van de Vreemdelingenwet over een ruime appreciatiebevoegheid. "Discretionaire" bevoegdheid mag evenwel geen synoniem zijn van willekeurig optreden. Voor de wettige uitoefening van de beoordelingsvrijheid is onder meer vereist dat zij is voorafgegaan door, en steunt op, een genoegzame afweging van de betrokken gegevens en van de relevante belangen die door de te nemen beslissing geraakt zullen worden. De motivering van een beslissing ten gronde in het kader van artikel 9, derde lid. van de Vreemdelingenwet moet, om afdoende te zijn, van die afweging doen blijken (cf. RVS 4 juli 2003, nr. 121.316). In de in punt 3.1. geciteerde bestreden beslissing worden twee veroordelingen door de Correctionele Rechtbank van Antwerpen opgesomd. De Raad stelt vast dat de gemachtigde van de minister het in aanraking komen met de openbare ordediensten op zich blijkbaar significant vindt, doch geen aandacht besteedt aan de ernst van de gepleegde feiten en evenmin overgaat tot een afweging van de ernst van de gepleegde feiten met de elementen inzake integratie, scholing en regularisatie van zijn familieleden. In de bestreden beslissing wordt derhalve niet geantwoord op de argumenten van verzoeker ontwikkeld in zijn aanvraag, namelijk dat de gepleegde feiten niet ernstig zijn en dat het ontzeggen van het recht niet meer te mogen/kunnen samenleven met zijn familie niet in verhouding staat met de strafbare feiten die hij gepleegd heeft en dat er geen proportionele afweging gebeurd is tussen het nadeel dat verzoeker lijdt door de weigering van verblijf en het zogezegde voordeel dat de Belgische staat hiervan heeft. De Raad acht de materiële motiveringsplicht geschonden doordat de bestreden beslissing niet motiveert waarom verzoekers scholing, opleiding en het gegeven dat zijn familieleden tijdelijk geregulariseerd werden, geen grond voor verb