Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 23.715 - 25-02-2009

Samenvatting

De Raad onderzoekt of de gemachtigde van de minister in redelijkheid is kunnen komen tot de door haar gedane vaststelling van feiten en of er in het dossier geen gegevens voorhanden zijn welke met die vaststelling onverenigbaar zijn. Rekening houdende met het feit dat verzoekster “een niet begeleide minderjarige vreemdelinge” is, dat het voogdijschap op het ogenblijk van de besteden beslissing is toegekend aan de grootmoeder, dat de grootouders over een verblijfsrecht beschikken in België, dat de nodige documenten voor lang verblijf dienen te worden aangevraagd via de Belgische vertegenwoordiging te Rusland, acht de Raad het niet kennelijk redelijk dat verzoekster “begeleid door één van de grootouders, tijdelijk terug kan keren naar haar land van herkomst (lees Rusland, zijnde noch het land van herkomst van verzoekster, noch van haar grootouders) om een machtiging aan te vragen. De verwerende partij is bij de beoordeling van de aangehaalde buitengewone omstandigheden niet kennelijk redelijk tot haar besluit gekomen.