Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 24.425 - 12-03-2009

Samenvatting

Verzoekster kan op verschillende vlakken verbonden worden met categorieën die bijzonder worden blootgesteld aan een risico op vervolging. De Raad merkt op dat de gevolgen van het behoren van verzoekster tot één van die categorieën van risicopersonen niet behoorlijk werd onderzocht door verwerende partij. Zij acht nochtans bijkomende onderzoeksmaatregelen niet nodig om te kunnen besluiten tot de bevestiging of de hervorming van de bestreden beslissing. De Raad acht het immers bijzonder pertinent dat, in het licht van artikel 48/3VW, verzoekster behoort tot de risicogroep van jonge vrouwen. De verwerende partij heeft niet voldoende rekening gehouden met de contextuele gegevens in de beoordeling van de gegrondheid van de vrees van verzoekster. Verwerende partij hecht bovendien overdreven gevolgen aan de onwetendheid van verzoekster betreffende gegevens die haar niet direct betreffen maar haar broer, terwijl die onwetendheid gemakkelijk kan verklaard worden door de familiale en culturele context. Er wordt, zonder redelijk motief, geen uitspraak gedaan over het determinerende motief dat de vrees van verzoekster grondt, te weten de poging en de bedreigingen tot verkrachting die zij zegt te hebben ondergaan. De Raad acht het relaas van verzoekster voldoende precies en gedetailleerd. De vrees van verzoekster is een vrees om te worden vervolgd door het behoren tot de sociale groep van vrouwen. Er werd reeds eerder geoordeeld dat het geslacht een criterium tot het behoren aan een sociale groep kan uitmaken in de zin van art. 1A, § 2 van de Conventie van Genève (RvV 25 juli 2007, nr. 979). De vluchtelingenstatus wordt toegekend aan verzoekster.