Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 25.421 - 30-03-2009

Samenvatting

De bestreden beslissing betreft een beslissing tot weigering van verblijf met bevel om het grondgebied te verlaten. De beslissing stelt in casu dat België niet verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag doch de Griekse autoriteiten die op 14 juni 2008 hebben ingestemd met de vraag tot overname van verzoekende partij. De bestreden beslissing houdt bijgevolg ook een bevel tot overdracht aan de bevoegde Griekse autoriteiten in van verzoekende partij. Verzoekende partij verzet zich tegen de overdracht aan de Griekse autoriteiten en wenst de behandeling van haar asielaanvraag in België. De verzoekende partij wijst op de toepassing van art. 20, tweede lid van de Europese Verordening nr. 343/2006. Binnen de zes maanden na het akkoord van Griekenland betreffende de overdracht heeft geen effectieve overdracht van verzoekende partij plaatsgehad waardoor de Belgische staat thans verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Verwerende partij repliceert door te verwijzen naar het arrest van het Hof van Justitie van 29 januari 2009 in de zaak C-19/08 waarin wordt gesteld dat de termijn van zes maanden pas ingaat met de beslissing van de rechter over de gegrondheid van de procedure. In tegenstelling tot de bewering van verwerende partij vangt de termijn van zes maanden binnen dewelke de overdracht dient plaats te hebben niet aan vanaf de beslissing van de rechter over de gegrondheid van de zaak doch in casu vanaf het arrest waarbij het beroep tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing bij uiterst dringende noodzakelijkheid is verworpen, met name vanaf 2 augustus 2008. De overdracht vond niet plaats en België is verantwoordelijk voor de behandeling, zodat er geen belang meer is bij de vernietiging.