Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 26.511 - 27-04-2009

Samenvatting

De uitsluitingsclausule is een uitzonderingsbepaling met bijzonder zware gevolgen zodat deze bijgevolg, inzonderheid wat betreft de vaststelling en de kwalificatie van de feiten, met de grootste omzichtigheid en op restrictieve wijze dient te worden toegepast. Zij kan er immers toe leiden dat feiten worden vastgesteld en als misdrijven gekwalificeerd buiten de tussenkomst van de rechterlijke overheden en zonder nadere wetsbepaling (RvS 29 juli 1998, nr. 75.484). De uitsluitingsbepaling van artikel 1 F (a) van het Verdrag van Genève van 26 juli 1951 dient derhalve strikt geïnterpreteerd te worden en kan niet worden toegepast louter op basis van informatie over de algemene toestand in Afghanistan op het ogenblik van de uitoefening van verzoekers functies aldaar. Waar de bestreden beslissing stelt dat verzoeker zijn eigen aandeel in de mensenrechtenschendingen van het OVPA-regime ontkent en zelfs ontkent dat dit regime zich überhaupt op grote schaal tot dergelijke praktijken leende stelt de Raad vast dat uit het gehoorverslag van 24 september 2008 kan worden afgeleid dat de dossierbehandelaar zich al bij voorbaat een oordeel had gevormd waardoor verzoeker zich niet in een situatie bevond de nodige toelichting te geven teneinde het tegendeel te bewijzen. Gelet op de restrictieve toepassing van de uitsluitingsclausules bestaat er echter ten aanzien van personen met een hoge functie binnen een regime dat zich schuldig gemaakt heeft aan emstige schendingen van mensenrechten een weerlegbaar vermoeden van verantwoordelijkheid. In casu blijkt uit de stukken van het dossier en de verklaringen ter zitting dat verzoeker dit vermoeden op afdoende wijze heeft kunnen weerleggen.