Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
28.648
Aanvraag art. 9ter Vreemdelingenwet – ontvankelijk – ongegrond – risico op zelfdoding - geen reëel risico op onmenselijke of vernederende behandeling – medische behandeling mogelijk in land van herkomst – financiële toegankelijkheid – schorsingsberoep in uiterst dringende noodzakelijkheid – advies ambtenaar-geneesheer – onderzoek niet-medische toegankelijkheid – noodzaak van mantelzorg – verdere evaluatie vereist door DVZ – geen verdere evaluatie door DVZ – bestreden beslissing op het eerste gezicht niet deugdelijk gemotiveerd – schorsing - BGV – bevel verwijst naar eerste bestreden beslissing – schorsing BGV

Ter terechtzitting stelt de raadsman van verzoeker dat in het advies van de ambtenaar-geneesheer niet de individuele financiële toegankelijkheid bedoeld wordt van de medische zorgen doch wel de individuele psychologische omkadering zoals de aanwezigheid van familieleden. Prima•facie vindt de stelling van de raadsman van verzoeker steun in het advies van de ambtenaar-geneesheer die vooraf gewag maakt van een systeem van sociale zekerheid met ziekteverzekering en terugbetaling van medische kosten in Marokko. Eveneens vindt de stelling van de raadsman van verzoeker steun in het medisch attest dat samen met het advies opgesteld werd door de ambtenaar..geneesheer en dat de noodzaak aan mantelzorg benadrukt. Zoals verzoeker stelt de Raad vast dat de bestreden beslissing geen verdere evaluatle maakt 'van de individuele toegankelijkheid van de zorgen, waarbij ook andere niet-medische factoren in opgenomen worden in het kader van het garanderen van de continuïteit in de medische zorgen" en evenmin motiveert waarom er geen verdere evaluatie geschied is. Dienaangaande kan verzoeker blijkens de stukken van het administratief dossier gevolgd worden in zijn redenering dat de Dienst Vreemdelingenzaken nagelaten heeft de door de ambtenaar-geneesheer gevraagde evaluatie uit te voeren, aangezien de dag dat de ambtenaar-geneesheer zijn advies meedeelt, de twee bestreden beslissingen getroffen worden. Uit het voorafgaande blijkt dat het tweede onderdeel van het middel in de besproken mate ernstig is en dat de bestreden beslissing prima facie niet deugdelijk gemotiveerd lijkt te zijn. De Raad stelt vast dat de tweede bestreden beslissing verzoekers iIIegaal verblijf vaststelt op grond van artikel 7, eersle lid, 1° van de Vreemdelingenwet waarbij een overzicht verstrekt wordt van verzoekers verblijfshistoriek in België, waaronder de verwijzing naar de eerste bestreden beslissing en het feit dat zijn attest van immatriculatie ingetrokken wordt. De Raad stelt vast dat aangezien een ernst