De bestreden beslissing stelt vast dat verzoeker er niet in geslaagd is zijn vrees voor vervolging in de zin van het vluchtelingenverdrag of een reëel risico op het lijden van ernstige schade zoals bepaald in de subsidiaire bescherming aannemelijk te maken. De Raad heeft niet de bevoegdheid om opnieuw uitspraak te doen over elementen die reeds in beslissingen m.b.t. eerdere asielaanvragen werden beoordeeld en die. De stavingstukken die verzoeker voorlegt kunnen dan ook niet als nieuwe elementen beschouwd worden. Enkel de aangebrachte verslechterde psychologische toestand van verzoeker en de verslechterde veiligheidssituatie in Noord-Pakistan zijn nieuwe gegevens. Verzoeker slaagt er niet in om zijn beweerde posttraumatische stress aan te tonen. De Raad merkt op dat zowel het arrest van de Raad inzake verzoekers eerste asielaanvraag als de bestreden beslissing stellen dat het omwille van verzoekers ongeloofwaardige verklaringen onmogelijk is te bepalen waar verzoeker in de periode voor zijn asielverzoek in België zou hebben verbleven en in welke omstandigheden. Bij gebrek aan elementen betreffende de afkomst en/of nationaliteit van een asielzoeker kan de subsidiaire beschermingsstatus niet worden verleend