Het determinerende motief van de bestreden beslissing is dat er geen gezamenlijke vestiging meer is. Dit blijkt uit het geheel van feiten zoals het negatief verslag van samenwoonst en een vonnis van de vrederechter waarbij dringende en voorlopige maatregelen werden bevolen en waaruit onder meer blijkt dat vruchteloos werd gepoogd de echtgenoten te verzoenen en dat de verstandhouding ernstig verstoord is. Gelet op het feit dat verzoeker en zijn echtgenote niet meer samenleven en dat deze laatste door haar verklaringen duidelijk kenbaar heeft gemaakt dat er van een gezinscel geen sprake meer is, kan verzoeker niet gevolgd worden in zijn stelling dat het bestuur een verkeerde invulling heeft gegeven aan het begrip gezamenlijke vestiging en ten onrechte zou besloten heb dat er geen gezamenlijke vestiging meer is. Er was geen echt gegeven beschikbaar waaruit een duidelijke aanwijzing kon afgeleid worden dat verzoeker zich in een bijzonder schrijnende situatie bevond of het slachtoffer was van huiselijk geweld, zodat er geen toepassing diende te worden gemaakt van artikel 42quater, § 4, 4° VW