Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 188.766 - 22-06-2017

Samenvatting

De kernvraag die zich stelt is of het gegeven dat een vreemdeling een andere studierichting wenst aan te vatten dan degene waarvoor hij een studentenvisum heeft gekregen, en daartoe documenten overmaakt in het licht van het gestelde in de artikelen 58 en 59 van de Vreemdelingenwet, op zich aanleiding kan geven tot de toepassing van artikel 61, § 2,1° van de Vreemdelingenwet.
 
Uit de Vreemdelingenwet blijkt niet dat het verboden zou zijn om van studierichting te veranderen. Het blijkt ook niet dat het een student verboden zou zijn een voorbereidend taaljaar niet af te maken en onderwijs met een volledig leerplan te volgen in het Engels. Wel blijkt dat de wetgever wou optreden tegen studenten die hun studies op overdreven wijze verlengen, dit rekening houdend met hun resultaten.
 
(…)
 
Uit artikel 103/2, 2° van het Vreemdelingenbesluit blijkt dat de verwerende partij een bevel om het grondgebied te verlaten kan geven indien de vreemde student op zijn minst twee verschillende studierichtingen heeft aangevat zonder in de loop van vier opeenvolgende school- of academiejaren voor enig examen te zijn geslaagd of zonder in de loop van de laatste vijf studiejaren voor ten minste twee examens te zijn geslaagd. Hieruit kan niet anders dan afgeleid worden dat het een vreemde student is toegestaan minstens een tweede studierichting aan te vatten en dat een bevel om het grondgebied te verlaten kan worden gegeven indien de resultaten uitblijven.
 
Verder dient de Raad vast te stellen dat de verwerende partij niet naging of de in punt 2.7. bedoelde stukken van verzoekster voldoen aan het gestelde in de artikelen 58 en 59 van de Vreemdelingenwet die de verwerende partij opleggen een machtiging te verstrekken als aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan, wat een gebonden bevoegdheid impliceert.
 
De Raad dient derhalve te concluderen dat de bestreden beslissing niet wettig is in het licht van artikel 61 van de Vreemdelingenwet doordat de verwerende partij een bevel om het grondgebied te verlaten geeft op grond van de loutere vaststelling dat verzoekster haar voorbereidend taaljaar niet afmaakt en een nieuwe inschrijving aan een hogeschool voorlegt die niet aansluit bij de doelstelling waarvoor het oorspronkelijk studentenvisum werd uitgereikt, zonder na te gaan of de in punt 2.7. bedoelde stukken van verzoekster voldoen aan het gestelde in de artikelen 58 en 59 van de Vreemdelingenwet .
 
Deze vaststelling leidt tot de nietigverklaring van de bestreden beslissing.
 
Het gegeven dat in de nota de doelstelling van het oorspronkelijk uitgereikt studentenvisum wordt benadrukt en in het licht hiervan een resem documenten van verzoekster wordt gevoegd die werden ingediend met het oog op het verkrijgen van een studentenvisum en het gegeven dat verzoekster niet betwist dat zij haar taalopleiding aan het Universitair Talencentrum niet heeft afgemaakt en dat het inschrijvingsattest voor de Engelstalige studie in bedrijfsmanagement niet beantwoordt aan de doelstelling waarvoor het oorspronkelijk visum werd uitgereikt, kan aan de voormelde vaststellingen geen afbreuk doen.