Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 242.795 - 23-10-2020

Samenvatting

De Raad stelt vast dat de verwerende partij thans stelt dat lidmaatschap bij de NHIF niet alleen openstaat voor Keniaanse burgers maar ook voor buitenlanders met een werkvergunning en dat verzoekende partij zich via haar werkvergunning kan aansluiten bij het NHIF.
 
Verzoekende partij brengt daar onder andere tegenin dat zij werkonbekwaam is en dat de verwerende partij daarvan op de hoogte is. Zij verwijst tevens naar een attest van de mutualiteit dat zij voegt aan haar verzoekschrift.
 
De Raad stelt vast dat de arts-adviseur noteert dat verzoekende partij volgend stuk heeft neergelegd: “RIZIV d.d. 19/04/2017: erkenning van invaliditeit vanaf 16/06/2017“ maar hieromtrent vaststelt dat: “De reden, graad en duur van de vanaf 16/06/2017 door het RIZIV toegekende invaliditeit van betrokkene wordt in voorliggend medisch dossier niet geobjectiveerd.” en: “Betrokkene legt geen bewijs van (algemene) arbeidsongeschiktheid voor.” De Raad kan evenwel niet nagaan of deze vaststellingen van de arts-adviseur kloppen nu het RIZIV-document niet werd gevoegd aan het administratief dossier, en dit alles nog temeer in het licht van het attest van de mutualiteit waaruit blijkt dat verzoekende partij een tegemoetkoming voor hulp van derden geniet. Er kan aldus niet blijken of de verwerende partij op de juiste gronden tot de vaststelling is gekomen dat verzoekende partij werkbekwaam is.
 
Zelfs indien zou moeten aangenomen worden dat verzoekende partij werkbewaam is, dan wijst de verzoekende partij terecht op de voorwaarden inzake het bekomen van een Keniaanse werkvergunning.
 
(…)
 
De Raad stelt inderdaad samen met de verzoekende partij vast dat aan het verkrijgen van een werkvergunning in Kenia voorwaarden verbonden zijn. Uit het administratief dossier (gegevens inzake het verzoek tot internationale bescherming) blijkt dat verzoekende partij slechts lager onderwijs heeft genoten tot 2010 en in Kenia als professionele activiteit in 2011 een man hielp die kleding verkocht, waarna zij eind 2011 naar België kwam. Gelet op de specifieke voorwaarden die gelden voor elk type van werkvergunning zoals hoger geciteerd en het profiel van verzoekende partij maakt de verwerende partij met haar motivering ter zake niet aannemelijk dat verzoekende partij wel degelijk een Keniaanse werkvergunning kan verkrijgen.
 
Wat betreft de motivering: “Het NHIF dekt de gezondheidskosten volgens vastgelegde tarieven maar voor het armste deel van de bevolking, weeskinderen en kwetsbare kinderen is er ook nog een gesubsidieerd programma beschikbaar.” wijst de Raad er verder nog op dat aan het administratief dossier geen enkel stuk is toegevoegd waaruit blijkt wat het voormeld gesubsidieerd programma precies inhoudt zodat ook niet kan nagegaan worden of verzoekende partij via deze weg financiële toegang heeft tot de door haar benodigde zorgen.
 
In de nota met opmerkingen verwijst de verwerende partij slechts naar de bevindingen van de arts-adviseur inzake de arbeidsongeschiktheid en de werkvergunning maar zij laat daarmee na de specifieke argumenten van de verzoekende partij dienaangaande te weerleggen. Verder wijst de verwerende partij wel nog op volgende passage in het medisch advies: “Het IOM heeft een Migration Health Assesment and Travel Health Assistance programma dat terugkeerders medisch bijstaat bij hun reis naar het herkomstland en bij aankomst terugkeerders doorverwijst naar de medische instellingen waar zij de nodige zorgen kunnen bekomen. Dit programma wordt ondersteund door het IOM in Kenia.” In het medisch advies wordt tevens verwezen naar volgende weblink: https://ronairobi.iom.int/country/kenya. Evenwel blijkt noch uit de gegeven motivering noch uit raadpleging van deze weblink dat de zorgen die de verzoekende partij behoeft via IOM financieel toegankelijk voor haar zijn.
 
Verzoekende partij kan gevolgd worden in haar kritiek dat niet blijkt of de zorgen die zij behoeft, financieel toegankelijk zijn in Kenia.