Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 246.790 - 23-12-2020

Samenvatting

De Raad stelt vast dat, wat de woning betreft die wordt betrokken door de referentiepersoon, de verwerende partij heeft geoordeeld dat een oudere woning, zelfs als die afbetaald is, onderhoud en vernieuwing vraagt om een gelijkaardig comfort te kunnen bieden en dat er dus rekening moet worden gehouden met variabele, doch vaak grote bedragen. Het is niet kennelijk onredelijk dat de verwerende partij stelt dat een woning onderhoud vraagt. Echter, uit niets blijkt dat de verwerende partij zich heeft gesteund op objectieve gegevens bij het bepalen van de staat van de woning en de vraag of er in de nabije toekomst dure vernieuwingswerken noodzakelijk zijn. In die optiek kan ook niet zonder meer op vage en algemene wijze worden vastgesteld dat er grote bedragen noodzakelijk zullen zijn die te vergelijken zijn met een kleine huurlast op jaarbasis.
 
Wat betreft de vaststelling dat de referentiepersoon een invaliditeitsuitkering ontvangt, heeft de verwerende partij geoordeeld dat het niet geloofwaardig is dat zijn situatie niet gepaard gaat met medische kosten en dat het allesbehalve ondenkbaar is dat mijnheer nauwgezet moet worden opgevolgd om zijn toestand stabiel te houden en daardoor extra kosten moet maken. Ook hier houdt de verwerende partij het bij vage veronderstellingen die niet gesteund zijn op objectieve berekende gegevens.
 
De Raad stelt vast de behoefteanalyse minstens ten dele niet gesteund is op de concrete situatie van de referentiepersoon, maar eerder uitgaat van vage en algemene aannames. Dit klemt, nu de wetgever precies heeft voorzien dat verwerende partij, op basis van de eigen behoeften van de burger van de Unie die vervoegd wordt en van zijn familieleden moet bepalen welke bestaansmiddelen zij nodig hebben om in hun behoeften te voorzien zonder ten laste te vallen van de openbare overheden. Daarenboven heeft de wetgever ook voorzien dat, opdat de verwerende partij deze behoefteanalyse met de nodige zorgvuldigheid zou kunnen maken, zij hiervoor alle bescheiden en inlichtingen die voor het bepalen van dit bedrag nuttig zijn, kan doen overleggen door de vreemdeling en door elke Belgische overheid. Dit sluit een beoordeling op grond van algemeenheden als de hiervoor vermelde uit.
 
Door -minstens wat betreft de hiervoor beoordeelde elementen- zich te beperken tot algemene veronderstellingen, zonder meer, heeft de verwerende partij het zorgvuldigheidsbeginsel geschonden in het licht van artikel 42, §1, tweede lid van de Vreemdelingenwet. Nu hiervoor reeds werd vastgesteld dat de verwerende partij in haar nota niet in concreto is ingegaan op de kwestieuze elementen in de behoefteanalyse, brengt zij geen argumenten bij die daar anders over doen denken.