Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 224.253 - 24-07-2019

Samenvatting

In de nota met opmerkingen voegt de verwerende partij toe dat “het precies is omdat het gaat over “verschillende veroordelingen” wegens diefstal, vernieling en afpersing, dat de “ernst” weerhouden werd”. Bijgevolg is het enkel omwille van het recidiverend karakter van zijn misdrijven dat de verwerende partij oordeelt dat verzoeker “een gevaar is voor de openbare orde”.
 
Aldus heeft de verwerende partij zich beperkt tot een “gewone” openbare orde toets, terwijl uit het opzet van artikel 55/4 van de vreemdelingenwet duidelijk blijkt dat veel zwaarwichtigere redenen zijn vereist. Deze motivering, die is beperkt tot een “gewone” openbare orde toets, vindt dan ook geen steun in artikel 9ter, § 4 juncto artikel 55/4 van de vreemdelingenwet.
 
Verzoeker betoogt dat de verwerende partij diende na te gaan of hij nog een reëel gevaar vormt voor de openbare orde. Uit de bestreden beslissing blijkt geen enkel vorm van nauwkeurig en individueel onderzoek. Verzoeker citeert uit de memorie van toelichting waarin werd verduidelijkt dat het begrip ‘ernstig misdrijf’ niet noodzakelijk aansluit bij het Belgische strafrecht classificatiesysteem, aangezien de bewoordingen van artikel 17 van de Richtlijn 2004/83/EG van 29 april 2004 werden overgenomen. Verzoeker verwijst in dit verband naar het begrip ‘ernstig misdrijf’, zoals geïnterpreteerd onder de punten 155 tot 158 van de ‘Guide des procédures et critères à appliquer pour déterminer le statut de réfugié au regard de la Convention de 1951 et du Protocole de 1967 relatifs au statut de réfugiés’.
 
Uit de memorie van toelichting blijkt inderdaad met betrekking tot het begrip “ernstig misdrijf” in deze bepaling “dat de bewoordingen van artikel 17 van richtlijn 2004/83/ EG van 29/4/2004 werden overgenomen, die niet noodzakelijk aansluiten bij het Belgisch strafrechtelijk classificatiesysteem.
 
Verder kan voor de invulling van het begrip «ernstig misdrijf» mutatis mutandis verwezen worden naar de punten 155 tot 158 van de «Guide des procédures et critères à appliquer pour déterminer le statut de réfugié au regard de la Convention de 1951 et du Protocole de 1967 relatifs au statut de réfugiés», uitgegeven door de UNHCR (Genève, 1979, herwerkt in januari 1992, niet beschikbaar in het Nederlands).
 
(…)
 
Uit de ratio legis van artikel 55/4 van vreemdelingenwet blijkt dat de verwerende partij wanneer zij overweegt een vreemdeling uit te sluiten van het voordeel van artikel 9ter van deze wet, rekening moet houden met de elementen, vermeld in de paragrafen 156 en 157 van het UNHCR-handboek en moet aantonen dat de strafrechtelijke antecedenten van verzoeker opwegen tegen andere overwegingen.
 
Samengevat blijkt hieruit dat bij toepassing van deze uitsluitingsclausule de pro’s en contra’s worden afgewogen, rekening houdend met de aard van de inbreuk in verhouding tot de door de verzoeker aangevraagde bescherming. Daarbij moet rekening gehouden worden met zowel verzachtende als verzwarende omstandigheden, zoals het bestaan van eerdere inbreuken, het feit dat de straf reeds werd uitgezeten, e.d., alsook het risico voor het leven of de vrijheid van de verzoeker.
 
De verwerende partij kan, gelet op de aangehaalde parlementaire voorbereiding, niet ernstig voorhouden dat een proportionaliteitstoets niet vereist zou zijn bij toepassing van de uitsluitingsclausule ex artikel 9ter juncto artikel 55/4 van de veemdelingenwet.
 
Verzoeker voert aan dat hij zijn straf heeft uitgezeten en dat niet werd nagegaan of hij een actueel en reëel gevaar vormt voor de openbare orde. Het merendeel van de feiten betreffen ‘oude’ feiten en er werd geen rekening gehouden met zijn ernstige medische toestand waarvan de arts-adviseur op 28 januari 2019 nochtans heeft geoordeeld dat hij een risico voor zijn leven of fysieke integriteit loopt in geval van terugkeer naar zijn herkomstland aangezien de noodzakelijke medicatie of therapeutische equivalenten momenteel niet voldoende beschikbaar zijn in Burundi.
 
De Raad is van oordeel dat verzoeker kan worden gevolgd. Uit de bestreden beslissing, noch uit het niet-geïnventariseerd administratief dossier blijkt dat bij de toepassing van de uitsluitingsclausule de pro’s en contra’s, die het geval van verzoeker kenmerken, concreet werden afgewogen. In de synthesenota van 22 januari 2019 wordt enkel melding gemaakt van het voorstel om verzoeker uit te sluiten van het voordeel van een medische machtiging. In het voorstel van 1 februari 2019, gericht tot de directeur-generaal, wordt na de ‘historiek’ van het dossier melding gemaakt van het feit dat de arts-adviseur een tijdelijk verblijf adviseert omwille van de huidige medische toestand van verzoeker. Er blijkt evenwel geen afweging tussen de ernstige medische toestand van verzoeker en de strafrechtelijke veroordelingen.