Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 241.392 - 24-09-2020

Samenvatting

De Raad herhaalt dat een ongeloofwaardig en gefabriceerd relaas de ernst en de geloofwaardigheid van de vrees voor vervolging hypothekeert, doch dit ontslaat de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen geenszins om een gedegen en zorgvuldig onderzoek te doen, temeer het in casu gaat om een Afghaans meisje dat in België is aangekomen als niet-begeleide minderjarige en mogelijks de “waarheid” vertelt dat haar is meegedeeld door familie of anderen.
 
Uit de notities van het persoonlijk onderhoud blijkt dat de protection officer bij het begin van het gehoor opmerkt dat verzoekster perfect Engels spreekt (persoonlijk onderhoud, p. 3). Wanneer verzoekster haar relaas vertelt, schakelt zij blijkbaar vlot over naar het Engels niettegenstaande zij emotioneel is en weent (persoonlijke onderhoud, p. 16). Het is dan ook weinig geloofwaardig dat verzoekster deze taal perfect spreekt door Engelse les in Afghanistan, of omdat haar vader voor Amerikanen werkte en het haar leerde (persoonlijk onderhoud p. 12 en 4). De Raad kan slechts vaststellen dat daar verder niet wordt op ingegaan.
 
Tijdens het persoonlijk onderhoud stelt verzoekster dat haar vader voor een Amerikaans bedrijf werkte “Supreme Food Service”. Uit het contract dat werd neergelegd blijkt dat haar vader als “independent contractor” werkte en niet in dienst was van het Amerikaans bedrijf. De aard van het Amerikaans bedrijf of de reden waarom hij plots niet meer als “independent contractor” werkte wordt verder niet onderzocht.
 
De commissaris-generaal in de bestreden beslissing motiveert voorts het volgende:
“In het schrijven van uw advocaat naar aanleiding van het versturen van de notities van het persoonlijk onderhoud, werd nog aangegeven dat u tevens schrik heeft om terug te keren naar Afghanistan omdat het niet wordt geaccepteerd dat meisjes in Afghanistan alleen reizen. U vreest dat u zal worden gestraft door uw omgeving en liet optekenen dat de mensen nu al roddelen en denken dat u bent gevlucht met een jongen uit Portugal (zie mail d.d. 23/09/2019). Het betreft evenwel een louter blote bewering die u niet staaft aan de hand van enig concreet element.” Ter terechtzitting stelt verwerende partij hieromtrent dat aangezien het relaas en de vrees ongeloofwaardig zijn, dit aspect niet moet onderzocht worden.
 
De Raad is het daar niet mee eens aangezien dit aspect, namelijk de vraag hoe de omgeving van verzoekster of de Afghaanse gemeenschap in het algemeen zal reageren bij terugkeer naar Afghanistan, volledig losstaat van het relaas en de vervolgingsfeiten die zij heeft opgedist. Uit de verklaringen van verzoekster blijkt dat haar vlucht vanuit Lissabon naar Brussel werd voorbereid door verzoeksters vader. De wijze waarop zij in Brussel is geraakt is dan ook weinig geloofwaardig nu haar vader blijkbaar een zeer bezorgde vader is. De vraag stelt zich echter in welke mate de organisatoren van het cultureel evenement in Lissabon vooraf betrokken waren of weet hadden van verzoeksters vlucht. Dit is geenszins uitgeklaard. Verzoekster maakte deel uit van een groep jonge mensen, acht verkozen deelnemers. Het lijkt de Raad niet onredelijk dat bij terugkeer in Kabul de andere deelnemers roddelen of speculeren over de verdwijning van verzoekster. Hoe dan ook, de Raad kan enkel vaststellen dat geen enkel onderzoek werd gevoerd naar de gevolgen bij terugkeer naar Kabul voor een jong, ongehuwd Afghaans meisje dat is “weggelopen” van een georganiseerde trip en alleen zonder enig toezicht lange tijd heeft verbleven in een opvangcenter in een Westers land.
In acht genomen wat voorafgaat, is de Raad van oordeel dat een nader onderzoek van verzoeksters verzoek om internationale bescherming zich opdringt. Aangezien de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen in deze de nodige onderzoeksbevoegdheid ontbeert, ontbreekt het de Raad derhalve aan essentiële elementen om te komen tot de in artikel 39/2, § 1, tweede lid, 1° van de Vreemdelingenwet bedoelde bevestiging of hervorming zonder aanvullende onderzoeksmaatregelen te moeten bevelen. Bijgevolg dient de bestreden beslissing overeenkomstig artikel 39/2, § 1, tweede lid, 2° van de Vreemdelingenwet te worden vernietigd.